2hv - 1.3 Lezen - Kennis op niveau

Welkom!
Neem voor je:
# boek blz. 21  = 1.3 Lezen
# schrift en pen

Schrijf bovenaan bladzijde 
14-9. 1.3 Lezen (non-fictie) 

1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Neem voor je:
# boek blz. 21  = 1.3 Lezen
# schrift en pen

Schrijf bovenaan bladzijde 
14-9. 1.3 Lezen (non-fictie) 

Slide 1 - Slide

#1.3 LEZEN - LEERDOELEN
Je herhaalt wat je geleerd hebt in leerjaar 1:
– de leesstrategieën toepassen
– 6 tekstverbanden herkennen
– tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen benoemen
– titel(s) herkennen en onderwerp benoemen
– hoofdgedachte benoemen
Je leert het vergelijkend tekstverband herkennen.

Slide 2 - Slide

QUIZ - wat weet je nog? 
Overleg zachtjes met je buur.
Gezamenlijk antwoord in Lessonup.
Schrijf de antwoorden op 
in je werkboek - dat is van jou!
timer
4:00

Slide 3 - Slide

In je agenda lezen welke stof je moet leren voor een proefwerk is zoekend lezen?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Elke alinea van een tekst gaat over een ander deelonderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

"Met andere woorden" is een voorbeeld van een uitleggend (toelichtend) verband.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Waarnaar kijk je het eerst als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is?

Slide 7 - Open question

Hoe is een alinea meestal opgebouwd?

Slide 8 - Open question

In welke tekstsoort worden argumenten gebruikt?

Slide 9 - Open question

Aan welke woorden kun je het tekstverband tussen zinnen of alinea’s herkennen?

Slide 10 - Open question

Wat is een verwijswoord?

Slide 11 - Open question

Op welke manieren kun je de tekst gebruiken om achter de betekenis van een onbekend woord te komen?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Nieuw - vergelijkend tekstverband
Mijn moeder is net zo sportief als Diana.
Twee stukjes tekst worden met elkaar vergeleken.
.......    is gelijk aan .....= ze zijn hetzelfde = overeenkomsten
(net als, even groot als, even klein als) 
......is niet gelijk aan.....  = ze zijn anders = verschillen
(anders dan, groter dan, kleiner dan, meer dan, minder dan , beter, slechter)

Slide 15 - Slide

volgende les = morgen
1. Kijk filmpje tekstverbanden -- maak opdracht 3 blz. 24 in je schrift.
2. Maak twee zinnen: vergelijk jezelf met je buur:
- eentje met verschil, 
- eentje met overeenkomst.
3. Maak opdracht 4 blz. 24 in je schrift.

Slide 16 - Slide

Welkom! 
Leg klaar: Talent blz. 24 - schrift met opdr. 3-4

Deze les:
# samen terugkijken naar opdracht tekstverbanden
# tekstgeraamte gebruiken
# tekst verkennend lezen -- en daarna nauwkeurig

Slide 17 - Slide

Blz. 24 - schrift met opdr. 3-4
Controleer je antwoorden en vul aan.

3A gebeurtenis 1  - gebeurtenis 2 
3B  reden ..... - gevolg .......
3C Conclusie is ....
4B De overeenkomst is ....


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Verkennend lezen
# vanaf nu ook EERSTE ZIN van alle alinea's in de kern
# geven een duidelijker beeld van inhoud - deelonderwerpen - opbouw van de tekst. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

ZELF-lees tekst 1 verkennend (blz. 24)
In stilte - noteer in je schrift:
- onderwerp 
- tekstsoort 
- tekstdoel 
- opbouw 
- bron/schrijver. 
timer
3:00

Slide 22 - Slide

SAMEN - tekst 1 (blz. 24) - opdr. 5C
Vergelijk jullie antwoorden -
kom samen tot een conclusie
- onderwerp 
- tekstsoort -  tekstdoel 
- opbouw 
- bron/schrijver. 
timer
3:00

Slide 23 - Slide

ZELF - tekst 1 (blz. 24) - opdr. 5C
Vergelijk jullie antwoorden -
kom samen tot een conclusie
- onderwerp 
- tekstsoort -  tekstdoel 
- opbouw 
- bron/schrijver. 
timer
3:00

Slide 24 - Slide

Spullenobesitas - tekst 1 (blz. 24) 
Wat is obesitas? Wat is spullenobesitas? 

Tekst gaat over een probleem. 
Wat zou er in de tekst behandeld worden?
voordelen van opruimen - nadelen van veel spullen - oplossing

Slide 25 - Slide

ZELF LEZEN - in stilte - tekst 1 (blz. 24) 
Zoek tijdens het lezen antwoorden :
- welke voordelen heeft opruimen?
- welke nadelen heeft  veel spullen hebben 
voor het milieu?
- wat is de beste oplossing tegen "spullenobesitas"?
timer
10:00

Slide 26 - Slide

NA HET LEZEN - tekst 1 (blz. 24-25) 
Bespreek met je buur + schrijf op in je schrift:
- welke voordelen heeft opruimen?
- welke nadelen heeft  veel spullen hebben 
voor het milieu?
- ZIJN jullie het eens met oplossing tegen "spullenobesitas" in de tekst? Waarom wel / niet?
timer
10:00

Slide 27 - Slide

#1.3 Lezen #tekst 2
In stilte 2 minuten verkennend lezen :
titel - inleiding - eerste zin - laatste zin alinea's - slot - bron 
  1. Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
  2. Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld: een nieuwsbericht.
  3. Wat is het doel van de tekst? Bijvoorbeeld: de schrijver wil de lezer informeren.
  4. Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding en slot?
  5. Wat is de bron (= waar komt de tekst vandaan) en wie is de schrijver?


timer
2:00

Slide 28 - Slide

Les 2 #1.3 Lezen
Doelen van deze les:
# tekst lezen 
# tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen herhalen
# titel, boventitel en ondertitel en onderwerp benoemen
# oefenen met tekst 2, opdr. 12, 13, 14, 15

Slide 29 - Slide

0

Slide 30 - Video

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

1.3 Lezen - aan het werk
# Lees (leer)teksten in je boek 
# Antwoord in Talent online (nakijken staat nog uit)

Lees instructie eerst goed door.
Lezen van (leer)tekst gaat vooraf aan antwoorden.
Maak opdracht 10, 11, 12
Overleggen mag, opdrachten verdelen niet #leerjeniksvan
timer
1:00

Slide 33 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 10, 11, 12 #Leren van fouten
Lees goed het antwoordmodel en beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken

Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 

Slide 34 - Slide

1.3 Lezen #tekst 2 #Eerst een filmpje.... 

Slide 35 - Slide

#lees nauwkeurig = lezen om te begrijpen
  1. Let op de informatie in de inleiding en het slot.
  2. Vraag je af wat het belangrijkst is wat over het onderwerp wordt gezegd. = kernzin alinea
  3. Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
  4. Kijk wat het verband is tussen de verschillende delen van de tekst.

Slide 36 - Slide

Online 1.3 Lezen #theorie en #tekst 2
Lees in je boek - maak opdracht online.

Bij leerteksten: opdracht 10, 11, 12
Bij tekst 2: opdracht 13, 14 15
timer
1:00

Slide 37 - Slide

#lees in boek blz. 28 #online opdr. 13, 14, 15 
  1. Lees de opdracht - zeg in eigen woorden wat je moet doen.
  2. Zoek het antwoord IN DE TEKST - lees stukjes opnieuw - bedenk het antwoord met woorden uit de tekst.
  3. Schrijf op in een hele zin - Begin met de vraag - Doe het zo.
Naar welke twee activiteiten verwijst de ondertitel?
ANTWOORD De twee activiteiten waar de ondertitel naar verwijst, zijn 1) ..........2).........



Slide 38 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 13, 14, 15  #Leren van fouten
Lees vraag en antwoordmodel - goed lezen!
Beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken
Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 
timer
5:00

Slide 39 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 13, 14, 15  #Leren van fouten
Lees vraag en antwoordmodel - goed lezen!
Beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken
Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 
timer
4:00

Slide 40 - Slide

1.3 Lezen - leestaak bij tekst 3
Voor het lezen... Filmpje Amsterdam wordt vies, vuig en te vol. 
De tekst dateert van vóór de COVID 19-pandemie.

https://www.at5.nl/artikelen/132328/amsterdam-wordt-vies-vuig-en-te-vol 



Slide 41 - Slide

#1.3 Lezen #tekst 3
In stilte 2 minuten verkennend lezen :
titel - inleiding - eerste zin en laatste zin alinea's - slot - bron 

  1. Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
  2. Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld: een nieuwsbericht.
  3. Wat is het doel van de tekst? Bijvoorbeeld: de schrijver wil de lezer informeren.
  4. Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding en slot?
  5. Wat is de bron (= waar komt de tekst vandaan) en wie is de schrijver?


timer
2:00

Slide 42 - Slide

#lees nauwkeurig = lezen om te begrijpen
  1. Let op de informatie in de inleiding en het slot.
  2. Vraag je af wat het belangrijkst is wat over het onderwerp wordt gezegd. = kernzin alinea
  3. Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
  4. Kijk wat het verband is tussen de verschillende delen van de tekst. (omcirkel belangrijke signaalwoorden)

Slide 43 - Slide

1.3 #opdr. 17, 18, 19  # zelfstandig = stil
  1. Lees de opdracht - zeg in eigen woorden wat je moet doen.
  2. Zoek het antwoord IN DE TEKST - lees stukjes opnieuw - gebruik de sleutelwoorden uit de tekst in je antwoord.
  3. Schrijf op in een hele zin - Begin met de vraag - Doe het zo.
Bijv. opdracht 17 Welk bezwaar heeft de schrijver tegen de oplossing van de directeur van het Rijksmuseum. ANTWOORD De oplossing van de directeur van het Rijksmuseum is ...... en het bezwaar van de schrijver hiertegen is ....



timer
15:00

Slide 44 - Slide

1.3 #opdr. 17, 18, 19  # zelfstandig = stil
  1. Lees de opdracht - zeg in eigen woorden wat je moet doen.
  2. Zoek het antwoord IN DE TEKST - lees stukjes opnieuw - gebruik de sleutelwoorden uit de tekst in je antwoord.
  3. Schrijf op in een hele zin - Begin met de vraag - Doe het zo.
Bijv. opdracht 17 Welk bezwaar heeft de schrijver tegen de oplossing van de directeur van het Rijksmuseum. ANTWOORD De oplossing van de directeur van het Rijksmuseum is ...... en het bezwaar van de schrijver hiertegen is ....



Slide 45 - Slide

1.3 #opdr. 17 t/m 21 # in duo's 
Bespreek je antwoorden bij 17, 18,19 - Doe het zo:
  1. Lees om de beurt een (deel)vraag en je antwoord voor. 
  2. Wat heeft de ander hetzelfde en wat is anders? 
  3. Bepaal samen wat er in het beste antwoord moet staan. -Gebruik de tekst. - Verander je eigen antwoord.
  4. Maak samen - in overleg opdracht 20, 21



Slide 46 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 16 t/m 21  #Leren van fouten
Lees vraag en antwoordmodel - goed lezen!
Beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken
Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 
timer
4:00

Slide 47 - Slide

Is je KENNIS nog een GATENKAAS?
  • Bestudeer de leerteksten van 1.3 Lezen.
  • Kijk de filmpjes met uitleg nog een keer.
  • Kijk terug naar opdr. 2, 3, 4 en 10, 11, 12 (bij leerteksten)
  • Maak een samenvatting of mindmap.
  • Zoek zelf teksten die je interesseren en pas leerdoelen toe.
  • Vorig jaar veel laten lopen? Haal in met Talent 1h/v!
  • Alles te moeilijk? Oefen op niveau 2t/h!

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide