2hv - 1.3 Lezen - Talent!

Welkom!
Neem voor je:
# boek blz. 21  = 1.3 Lezen
# schrift en pen

Schrijf bovenaan bladzijde:
19/9     1.3 Lezen (non-fictie) 

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Neem voor je:
# boek blz. 21  = 1.3 Lezen
# schrift en pen

Schrijf bovenaan bladzijde:
19/9     1.3 Lezen (non-fictie) 

Slide 1 - Slide

#1.3 LEZEN - LEERDOELEN
Je herhaalt wat je geleerd hebt in leerjaar 1:
– de leesstrategieën toepassen (boek blz.22)
– 6 tekstverbanden herkennen (boek blz. 23)
– tekstdoelen, tekstsoorten (algemeen) en tekstvormen (specifiek) benoemen (boek blz. 26)
– titel(s) herkennen en onderwerp benoemen
– hoofdgedachte benoemen
Je leert het vergelijkend tekstverband herkennen.

Slide 2 - Slide

QUIZ - wat weet je nog? 
Overleg zachtjes met je buur.
Gezamenlijk antwoord in Lessonup.
Schrijf de antwoorden op 
in je werkboek - dat is van jou!
blz. 21/22
timer
4:00

Slide 3 - Slide

In je agenda lezen welke stof je moet leren voor een proefwerk is zoekend lezen?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Elke alinea van een tekst gaat over een ander deelonderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

"Met andere woorden" is een voorbeeld van een uitleggend (toelichtend) verband.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Waarnaar kijk je het eerst als je wilt weten wat het onderwerp van een tekst is?

Slide 7 - Open question

Hoe is een alinea meestal opgebouwd?

Slide 8 - Open question

In welke tekstsoort worden argumenten gebruikt?

Slide 9 - Open question

Aan welke woorden kun je het tekstverband tussen zinnen of alinea’s herkennen?

Slide 10 - Open question

Wat is een verwijswoord?

Slide 11 - Open question

Op welke manieren kun je de tekst gebruiken om achter de betekenis van een onbekend woord te komen?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

Slide 14 - Slide

Nieuw - vergelijkend tekstverband
Mijn moeder is net zo sportief als Diana.
Twee stukjes tekst worden met elkaar vergeleken.
.......    is gelijk aan .....= ze zijn hetzelfde = overeenkomsten
(net als, even groot als, even klein als
......is niet gelijk aan.....  = ze zijn anders = verschillen
(anders dan, groter dan, kleiner dan, meer dan, minder dan , beter dan, slechter dan)

Slide 15 - Slide

volgende les = maandag
1. Kijk filmpje tekstverbanden -- maak opdracht 3, blz. 24 in je schrift.
2. Maak twee zinnen: vergelijk jezelf met je buur:
- eentje met verschil, 
- eentje met overeenkomst.
3. Maak opdracht 4 blz. 24 in je schrift.

Slide 16 - Slide

Welkom! 
Leg klaar: Talent blz. 24 
Deze les:
# samen terugkijken vorige les
# tekst verkennend lezen -- en daarna nauwkeurig

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Spullenobesitas - tekst 1 (blz. 24) 
Wat is obesitas? Wat is spullenobesitas? 
Tekst gaat over een probleem. 
Wat zou er in de tekst behandeld worden?
voordelen van opruimen - nadelen van veel spullen - oplossing

maken opdracht 6 en 7 (nakijken na les 3)

Slide 20 - Slide

huiswerk voor de volgende les
-vraag 10: invullen schema blz. 26

-nieuwe leerstof: blz. 27
maken vraag 11 t/m 15

Slide 21 - Slide

Les 3 #1.3 Lezen
Doelen van deze les: 
# tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen herhalen
# titel, boventitel en ondertitel en onderwerp benoemen

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

Slide 24 - Slide

Verkennend lezen
# vanaf nu ook EERSTE ZIN van alle alinea's in de kern (tussen inleiding en slot)
# geven een duidelijker beeld van inhoud - deelonderwerpen - opbouw van de tekst. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

1.3 Lezen - aan het werk
# Lees (leer)teksten in je boek 
# Antwoord in werkboek/schrift
Lees instructie eerst goed door.
Lezen van (leer)tekst gaat vooraf aan antwoorden.
opdracht  11, 12, 13 en 14 zijn gemaakt (tekst 2)
Overleggen mag, opdrachten verdelen niet #leerjeniksvan
timer
1:00

Slide 27 - Slide

1.3 Lezen #tekst 2 #Eerst een filmpje.... 

Slide 28 - Slide

#lees nauwkeurig = lezen om te begrijpen
  1. Let op de informatie in de inleiding en het slot.
  2. Vraag je af wat het belangrijkst is wat over het onderwerp wordt gezegd. = kernzin alinea
  3. Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
  4. Kijk wat het verband is tussen de verschillende delen van de tekst.

Slide 29 - Slide

#lees in boek blz. 28 #online opdr. 13, 14, 15 
  1. Lees de opdracht - zeg in eigen woorden wat je moet doen.
  2. Zoek het antwoord IN DE TEKST - lees stukjes opnieuw - bedenk het antwoord met woorden uit de tekst.
  3. Schrijf op in een hele zin - Begin met de vraag - Doe het zo.
Naar welke twee activiteiten verwijst de ondertitel?
ANTWOORD De twee activiteiten waar de ondertitel naar verwijst, zijn 1) ..........2).........



Slide 30 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 13, 14, 15  #Leren van fouten
Lees vraag en antwoordmodel - goed lezen!
Beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken
Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 
timer
5:00

Slide 31 - Slide

1.3 Lezen - leestaak bij tekst 3
Voor het lezen... Filmpje Amsterdam wordt vies, vuig en te vol. 
De tekst dateert van vóór de COVID 19-pandemie.
https://www.at5.nl/artikelen/132328/amsterdam-wordt-vies-vuig-en-te-vol 



Slide 32 - Slide

#1.3 Lezen #tekst 3
In stilte 2 minuten verkennend lezen :
titel - inleiding - eerste zin en laatste zin alinea's - slot - bron 

  1. Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
  2. Wat voor tekst is het? Bijvoorbeeld: een nieuwsbericht.
  3. Wat is het doel van de tekst? Bijvoorbeeld: de schrijver wil de lezer informeren.
  4. Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding en slot?
  5. Wat is de bron (= waar komt de tekst vandaan) en wie is de schrijver?


timer
2:00

Slide 33 - Slide

#lees nauwkeurig = lezen om te begrijpen
  1. Let op de informatie in de inleiding en het slot.
  2. Vraag je af wat het belangrijkst is wat over het onderwerp wordt gezegd. = kernzin alinea
  3. Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden.
  4. Kijk wat het verband is tussen de verschillende delen van de tekst. (omcirkel belangrijke signaalwoorden)

Slide 34 - Slide

1.3 #opdr. 17, 18, 19  # zelfstandig = stil
  1. Lees de opdracht - zeg in eigen woorden wat je moet doen.
  2. Zoek het antwoord IN DE TEKST - lees stukjes opnieuw - gebruik de sleutelwoorden uit de tekst in je antwoord.
  3. Schrijf op in een hele zin - Begin met de vraag - Doe het zo.
Bijv. opdracht 17 Welk bezwaar heeft de schrijver tegen de oplossing van de directeur van het Rijksmuseum. ANTWOORD De oplossing van de directeur van het Rijksmuseum is ...... en het bezwaar van de schrijver hiertegen is ....



timer
15:00

Slide 35 - Slide

1.3 #opdr. 17 t/m 21 # in duo's 
Bespreek je antwoorden bij 17, 18,19 - Doe het zo:
  1. Lees om de beurt een (deel)vraag en je antwoord voor. 
  2. Wat heeft de ander hetzelfde en wat is anders? 
  3. Bepaal samen wat er in het beste antwoord moet staan. -Gebruik de tekst. - Verander je eigen antwoord.
  4. Maak samen - in overleg opdracht 20, 21



Slide 36 - Slide

1.3 Lezen- opdr. 16 t/m 21  #Leren van fouten
Lees vraag en antwoordmodel - goed lezen!
Beoordeel je eigen antwoord:
GROEN = alles goed - niets ontbreekt 
ORANJE =  een stukje is niet goed OF ontbreekt 
ROOD = meerdere stukjes zijn niet goed en/of ontbreken
Noteer in je schrift: goede antwoord bij oranje/rode opdracht NIKS NOTEREN = NIKS LEREN. 
timer
4:00

Slide 37 - Slide

Is je KENNIS nog een GATENKAAS?
  • Bestudeer de leerteksten van 1.3 Lezen.
  • Kijk de filmpjes met uitleg nog een keer.
  • Kijk terug naar opdr. 2, 3, 4 en 10, 11, 12 (bij leerteksten)
  • Maak een samenvatting of mindmap.
  • Zoek zelf teksten die je interesseren en pas leerdoelen toe.
  • Vorig jaar veel laten lopen? Haal in met Talent 1h/v!
  • Alles te moeilijk? Oefen op niveau 2t/h!

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide