lastige werkwoorden

Lastige werkwoorden
Je leert lastige werkwoorden te vervoegen en spellen,
zoals: liggen/leggen/kennen/kunnen/zullen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lastige werkwoorden
Je leert lastige werkwoorden te vervoegen en spellen,
zoals: liggen/leggen/kennen/kunnen/zullen

Slide 1 - Slide

Opdracht 1

Slide 2 - Slide

1. 'Nog drie dagen werken en dan ... we lekker op het strand', zei mijn vader
A
liggen
B
leggen

Slide 3 - Quiz

2. De AH-bezorgers ... alle boodschappen op tafel.
A
liggen
B
leggen

Slide 4 - Quiz

3. Mijn oudere zussen ... elke zaterdag tot 13.00 uur in bed.
A
liggen
B
leggen

Slide 5 - Quiz

4. 'Sommige zwemmers ... de borstcrawl nog niet zo goed', zei de zwemtrainer.
A
kennen
B
kunnen

Slide 6 - Quiz

5. Een paar vakkenvullers ... de nieuwe bedrijfsleider nog niet.
A
kennen
B
kunnen

Slide 7 - Quiz

6. De volleyballers ... geen goede wedstrijdstrategie bedenken.
A
kennen
B
kunnen

Slide 8 - Quiz

Opdracht 2a
Wat is de v.t. van onderstaande werkwoorden?
a. zijn - 
b. hebben - 
c. Zullen - 
d. willen - 
e. Kunnen -          
e. leggen - 
f. liggen - 

Slide 9 - Slide

Opdracht 2a
Wat is de v.t. van onderstaande werkwoorden?
a. zijn - waren
b. hebben - hadden
c. zullen - zouden
d. willen - wilden
e. kunnen -  konden    
     leggen - legden
f. liggen - lagen

Slide 10 - Slide

Opdracht 2b
Wat is de v.t. van onderstaande werkwoorden?
a. zijn - waren - was
b. hebben - hadden - had
c. zullen - zouden - zou
d. willen - wilden - wilde
e. kunnen -  konden - kon 
     leggen - legden - legde
f. liggen - lagen - lag

Slide 11 - Slide

Opdracht 3

Slide 12 - Slide

1. De schoonmaker ... mijn spullen ergens anders neer.
A
legde
B
legt
C
lag
D
ligt

Slide 13 - Quiz

2. '... ik de pionnen opruimen?', vroeg Max na de training.
A
Zou
B
zal
C
Zal
D
zullen

Slide 14 - Quiz

3. Mevrouw Smith houdt alles in de gaten; zij ... de hele buurt.
A
kende
B
kan
C
kon
D
kent

Slide 15 - Quiz

4. Nick ... gisteren met zijn fiets tegen een bushokje gebotst.
A
was
B
heeft
C
is
D
had

Slide 16 - Quiz

5. Rolinde is later, want zij ... de tram gemist.
A
was
B
heeft
C
is
D
had

Slide 17 - Quiz

6. Wilco ... ook graag meebetalen aan het groepscadeau voor Pay.
A
wil
B
wilde
C
wou
D
wilt

Slide 18 - Quiz

Opdracht 4

Slide 19 - Slide

1. Tijdens de training ... we penalty's schieten, maar de trainer ... ons liever een partijtje zien spelen.
A
zouden / wilde
B
zouden / wilden
C
zouden / wil
D
zouden / wou

Slide 20 - Quiz

2. De verplegers ... na de operatie alle spullen weer weg.
A
lagen
B
leggen
C
legden
D
legde

Slide 21 - Quiz

3. Hector en Rudy ... elkaar nog maar net of ze ... al goede vrienden.
A
konden / waren
B
kenden / waren
C
kennen / waren
D
kenden / zijn

Slide 22 - Quiz

4. '... jullie het vinden?', vroeg mijn tante toen we op bezoek kwamen.
A
Kenden
B
Konden
C
Kunnen
D
Kon

Slide 23 - Quiz

5. De laptop en smartphone ... geen verbinding maken met het internet.
A
wouden
B
wilden
C
wilde
D
willen

Slide 24 - Quiz

6. Enzo Knol en zijn broer ... weer nieuwe YouTube-filmpjes gemaakt.
A
hadden
B
hebben

Slide 25 - Quiz