This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Lezen hoofdstuk 4
feiten, meningen, argumenten
Slide 1 - Slide
Doel van de les
Je leert deze les wat het verschil is tussen feiten, meningen en argumenten. Je weet aan welke signaalwoorden je een mening en argument kunt herkennen.
Slide 2 - Slide
Wat weet je over de begrippen 'feit', 'mening' en 'argument'?
Slide 3 - Open question
feit, mening, argument
Slide 4 - Slide
Feit
Mening
Er zijn 22 soorten aasgieren
Het heeft al een week niet geregend
Hij komt altijd op de fiets
Dat was een spannende film
Ik vind de zomer veel leuker
Zij vindt friet het allerlekkerst
Slide 5 - Drag question
Theorie lezen hoofdstuk 4
Lees de theorie op blz. 102-103 kritisch door.
Lees ook goed de signaalwoorden waaraan je een mening en argument kunt herkennen.
Straks volgend opdrachtje.
timer
5:00
Slide 6 - Slide
Welke zou je kiezen en waarom?
Slide 7 - Slide
Welke zou je kiezen en waarom? Schrijf je mening én argument uit. Gebruik bijpassende signaalwoorden.
Slide 8 - Open question
Wat is in de volgende zin het standpunt (S) en argument (A)?
"Dat solo-optreden van die artiest lijkt me echt wat voor jou. Jij mist namelijk nooit een show van hem!"
Slide 9 - Open question
Wat is in de volgende zin het standpunt (S) en argument (A)?
"Omdat sommigen faalangstig zijn, geeft meneer Vonk geen onverwachte so's."
Slide 10 - Open question
Huiswerk
Huiswerk voor donderdag 22 april Maken opdracht 4 op blz. 103-104 Geef antwoord in hele zinnen.