Werkwoorden 24 maart 2023

Werkwoordspelling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Doel van deze les

Ik kan werkwoorden in de verleden en de tegenwoordige tijd schrijven.

Slide 2 - Slide

Wat gaat jouw schoudermaatje doen op Koningsdag?

Slide 3 - Mind map

Tegenwoordige tijd of verleden tijd
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. 

Tegenwoordige tijd is de tijd van nu en die nog komen gaat.
Voorbeeld: Ik speel morgen op mijn trompet.

Verleden tijd is de tijd die geweest is.
Voorbeeld: Ik speelde afgelopen zondag op mijn trompet.

Slide 4 - Slide

de stam
fietsen - fiets
rennen - ren
slapen - slaap
roepen - roep
springen - spring
geven - geef
kiezen - kies

Slide 5 - Slide

Tegenwoordige tijd
ik-vorm: nooit een -t aan de stam plakken.
Ik fiets - ik loop
hij-vorm: altijd een -t aan de stam plakken.
Hij fietst - Hij loopt - de poes zit
wij-vorm: het hele werkwoord gebruiken.
Wij fietsen - wij lopen - de paarden rennen

Slide 6 - Slide

Verleden tijd

Sterk werkwoord? 
             De klanken/letters veranderen in de verleden tijd. LEREN!
Ik liep op straat - wij zaten in de klas
Zwak werkwoord? 
Hele werkwoord  - en             Zit de laatste letter hiervan in 't sexy fokschaap? 
                                                                                     Ja?      + te(n) 
                                                                      Nee?   + de(n)
De bal stuitte tegen de muur
Jan hoorde de fluit niet.

Slide 7 - Slide

Vragen

Slide 8 - Slide

Afgelopen winter schaatste ik op de ijsbaan.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 9 - Quiz

Morgen ..... (geven) ik ons gras water.
A
gaf
B
geef

Slide 10 - Quiz

De leerlingen ....... vandaag een brief. (schrijven)
A
schrijv
B
schrijf
C
schrijven
D
schrijfen

Slide 11 - Quiz

Afgelopen weekend ..... (regenen) het niet in Leeuwarden

Slide 12 - Open question

Ik kan werkwoorden in de verleden en de tegenwoordige tijd schrijven.
Dat begrijp ik nog niet helemaal. Ik heb hulp nodig.
Ik begrijp het bijna. Soms heb ik nog hulp nodig.
Ik begrijp het. Maar soms maak ik nog een fout.
Ik begrijp het perfect. Ik zou het kunnen uitleggen aan anderen.

Slide 13 - Poll

Laat het zien!
Maak het werkblad.
Bij vragen lees nog een keer of overleg met je schoudermaatje.
Ben je klaar? 
Pak het volgende werkblad dat voor jou klaarligt!

Slide 14 - Slide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik kan werkwoorden in de verleden en de tegenwoordige tijd schrijven.
Dat begrijp ik nog niet helemaal. Ik heb hulp nodig.
Ik begrijp het bijna. Soms heb ik nog hulp nodig.
Ik begrijp het. Maar soms maak ik nog een fout.
Ik begrijp het perfect. Ik zou het kunnen uitleggen aan anderen.

Slide 16 - Poll

Tips / tops

Slide 17 - Mind map

Bedankt voor het meedoen!

Slide 18 - Slide