What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2A Toets grammatica redekundig
D-toets
Grammatica zinsdelen en woordsoorten
1 / 47
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
47 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
D-toets
Grammatica zinsdelen en woordsoorten
Slide 1 - Slide
1a [In het land waar mijn moeder is opgegroeid], 1b [ben ik vorige week op vakantie geweest].
A
Zin 1a en 1b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 1a is een hoofdzin; zin 1b is een bijzin.
C
Zin 1a is een bijzin; zin 1b is een hoofdzin.
D
Zin 1a en 1b zijn beide bijzinnen.
Slide 2 - Quiz
2a [Na jarenlang in de bureaula te hebben gelegen], 2b [gaf de schrijver het boek toch uit].
A
Zin 2a en 2b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 2a is een hoofdzin; zin 2b is een bijzin.
C
Zin 2a is een bijzin; zin 2b is een hoofdzin.
D
Zin 2a en 2b zijn beide bijzinnen.
Slide 3 - Quiz
1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
Zin 1a en 1b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 1a is een hoofdzin; zin 1b is een bijzin.
C
Zin 1a is een bijzin; zin 1b is een hoofdzin.
D
Zin 1a en 1b zijn beide bijzinnen.
Slide 4 - Quiz
2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
Zin 2a en 2b zijn beide hoofdzinnen.
B
Zin 2a en 2b zijn beide bijzinnen.
C
Zin 2a is een hoofdzin; zin 2b een bijzin.
D
Zin 2a is een bijzin; zin 2b een hoofdzin.
Slide 5 - Quiz
Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Als je de antwoorden allemaal goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = hoofdzin
B
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = bijzin
C
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = bijzin
D
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = hoofdzin
Slide 6 - Quiz
Bijstelling of bijvoeglijke bepaling?
Mevrouw Van Vianen, lerares op Calvijn, is dol op hardlopen.
A
'Lerares op Calvijn' is een bijvoeglijke bepaling
B
'Lerares op Calvijn' is een bijstelling.
Slide 7 - Quiz
2. Docenten geschiedenis vinden zelfs na jaren lastig een baan.
A
Het onderwerp bevat een bijvoeglijke bepaling.
B
Het lijdend voorwerp bevat een bijvoeglijke bepaling.
Slide 8 - Quiz
Voetballers van Feyenoord voetballen het liefst op het veld in Rotterdam.
A
Deze zin heeft geen bijvoeglijke bepaling.
B
in Rotterdam = bijvoeglijke bepaling
Slide 9 - Quiz
Is het vetgedrukte deel een bijvoeglijke bepaling of een bijwoordelijke bepaling?
De nieuwe film
met Leonardo DiCaprio
trekt volle zalen.
A
BVB
B
BWB
Slide 10 - Quiz
Is het vetgedrukte deel een bijvoeglijke bepaling of een bijwoordelijke bepaling?
Meneer van Zwanen geeft les
over de spijsvertering
.
A
BVB
B
BWB
Slide 11 - Quiz
Welk werkwoord is GEEN koppelwerkwoord?
A
zijn
B
hebben
C
worden
D
blijven
Slide 12 - Quiz
Iemand anders heeft die woorden op het bord geschreven.
"geschreven" =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 13 - Quiz
Mevrouw Verschoor blijft altijd geduldig.
blijft = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 14 - Quiz
Ik kan erg slecht tegen wachten.
"wachten" =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 15 - Quiz
Daar zijn de resten van een Romeinse villa gevonden.
"zijn" =
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 16 - Quiz
Dat boek van jou lijkt me erg goed.
lijkt = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 17 - Quiz
De verhoudingen waren verstoord.
Welke bewering is niet goed?
A
waren = koppelwerkwoord
B
waren = hulpwerkwoord
Slide 18 - Quiz
Hij schijnt met zijn zaklamp in de donkere kamer.
schijnt = ...
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 19 - Quiz
Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
Zij geven elkaar een cadeau.
elkaar=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
het=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Heb jij je dat wel eens afgevraagd?
je=
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 23 - Quiz
Wij verbazen ons over de hoge cijfers.
ons=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
De toets die jij gisteren hebt gemaakt, vond ik erg moeilijk.
'Die' is...
A
een aanwijzend voornaamwoord
B
een vragend voornaamwoord
C
een wederkerend voornaamwoord
D
een betrekkelijk voornaamwoord
Slide 25 - Quiz
Benoem het woord 'vanmorgen'.
Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uit komen.
A
zelfstandig naamwoord
B
wederkerend voornaamwoord
C
bijwoord
D
onbepaald voornaamwoord
Slide 26 - Quiz
Wat is het woord 'je' in de onderstaande zin?
Mag jij voor je docent Nederlands tegen betaling
die toetsen van de brugklas nakijken?
A
een persoonlijk voornaamwoord
B
een bezittelijk voornaamwoord
C
een aanwijzend voornaamwoord
D
een wederkerend voornaamwoord
Slide 27 - Quiz
Dat meisje zat de hele avond alleen.
'Dat' is een ...?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Vragen voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 28 - Quiz
Hij had werkelijk alles gegeven in die laatste minuut
Alles is een ...?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord
C
Onbepaald voornaamwoord
D
Betrekkelijk voornaamwoord
Slide 29 - Quiz
Wat is het onbepaald voornaamwoord in deze zin:
Zulke goedkope schaatsen kun je maar beter niet kopen.
A
Zulke
B
je
C
beter
D
niet
Slide 30 - Quiz
De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 31 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Sneek.
A
door Sneek = vzv
B
door Sneek= bwb
Slide 32 - Quiz
1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 33 - Quiz
Ik reken dat wel uit (op de achterkant van het luciferdoosje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
Slide 34 - Quiz
Voorzetselvoorwerp of bijwoordeljke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb
Slide 35 - Quiz
Later werden as, eierschalen, mirre en puimsteen door de
oude Egyptenaren vermengd en dat mengsel gebruikten ze
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm
Slide 36 - Quiz
Grieken en Romeinen vervingen het poeder door een pasta
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm
Slide 37 - Quiz
de volleyballer heeft gisteren goed gevolleybald.
A
lijdend
B
geen
C
lijdend en bedrijvend
D
bedrijvend
Slide 38 - Quiz
Lijdend of bedrijvend?
'De kat wordt door de brandweer uit de boom gered.'
A
Lijdend
B
Bedrijvend
Slide 39 - Quiz
Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?
'Wie' =
A
wederkerig voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 40 - Quiz
Wat heb je gedaan?
'Wat' is een ....
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
bijwoord
Slide 41 - Quiz
Wat is géén vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Hoe
C
Wat
D
Welk
Slide 42 - Quiz
Het 6e lesuur zijn wij vrij.
wat is 6e?
A
telwoord
B
rangtelwoord
C
onbepaald telwoord
D
bepaald telwoord
Slide 43 - Quiz
Welk telwoord is:
laatste
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
Slide 44 - Quiz
Wat voor telwoord is:
drieënzestig
A
bepaald
B
onbepaald
Slide 45 - Quiz
welk telwoord is het?
eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord
Slide 46 - Quiz
Telwoord: Enkele
TEST
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Onbepaald hoofdtelwoord
C
Bepaald rangtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord
Slide 47 - Quiz
More lessons like this
Proeftoets grammatica 3e editie 3 hv
October 2019
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Proeftoets grammatica 3e editie 3 vwo
October 2019
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Donderdag 15 september
September 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Zinsontleding herhaling, oefenen en uitleg
April 2018
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 3: de bijwoordelijke bepaling en het voorzetselvoorwerp
June 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
50-2 Blok 3 Grammatica bvb vzv
December 2019
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Voorzetselvoorwerp en bijvoeglijke bepaling
May 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2 VWO H3: Herhalen zinsontleding H1 en 2, uitleg voorzetselvoorwerp, huiswerk
August 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2