M2: Unidad 3 Les 3 - Pretérito perfecto & OD

1 / 19
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

START KLAAR

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesprogramma
A: Herhaling persoonlijke voornaamwoorden
B: Herhaling pretérito perfecto
C: Beginnen met lijdend voorwerp (objeto directo)

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • Kan je het lijdend voorwerp gebruiken in eenvoudige zinnen.

Slide 5 - Slide

Pronombres personales

Slide 6 - Slide

"Koppel de persoonlijke voornaamwoorden."




Yo
Ustedes
Vosotros/-as
Usted
Él
Ella
Nosotros/-as
Ellos/-as
jullie
hij
ik
u (ev)
u (mv)
zij (mv)
zij (ev)
jij
wij (mv)

Slide 7 - Drag question

1. Hulp werkwoord HABER vervoegen volgens de persoon in de zin.
2. -AR = ADO
-ER of -IR = IDO

Slide 8 - Slide

El pretérito perfecto

1. Cenar, yo.
2. Enviar, tú.
3. Pasear, mis hijos y yo.
4. Comprar, él.
5. Descansar, vosotros.
6. Estudiar, ellas.
Zet de volgende werkwoorden in de Pretérito perfecto.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Lijdend voorwerp/ Objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp? (objeto directo/ direct object)

"Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag: Wat? of Wie? na het werkwoord."

(The direct object is the part of the sentence that answers the question: What? or Who? after the verb.)

Ik eet een appel. → Wat eet ik? Een appel.
(I eat an apple. → What do I eat? An apple.)
Hij ziet mij. → Wie ziet hij? Mij.
(He sees me. → Who does he see? Me.)




Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)
Je kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijke voornaamwoord.

Julia koopt een nieuwe fiets.
Julia koopt het.

Julia compra una bici nueva.
Julia la compra.

Slide 13 - Slide

Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)

Slide 14 - Slide

Opdracht: Onderstreep de objeto directo naast elke zin en vervang het door het juiste voornaamwoord.
1. María compra manzanas.
2. Yo veo a mi amigo.
3. Tú preparas la cena.
4. Nosotros leemos un libro.
5. Ella visita la ciudad.

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag:
Después de la clase... 
  • Kan je het lijdend voorwerp gebruiken in eenvoudige zinnen.
 

Slide 16 - Slide


Wat zijn de voornaamwoorden voor het lijdend voorwerp?

Slide 17 - Open question


Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

¡Hasta la próxima clase!

Slide 19 - Slide