This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
START KLAAR
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Lesprogramma
A: Herhaling grammatica unidad 3
B: Woordenlijst unidad 3 oefenen
C:
Slide 4 - Slide
Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag: Después de la clase...
Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de Objeto Directo.
Kan je de juiste vorm van de Pretérito perfecto toepassen.
Slide 5 - Slide
Lijdend voorwerp/ Objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp? (objeto directo/ direct object)
"Het lijdend voorwerp is het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag: Wat? of Wie? na het werkwoord."
(The direct object is the part of the sentence that answers the question: What? or Who? after the verb.)
Ik eet een appel. → Wat eet ik? Een appel.
(I eat an apple. → What do I eat? An apple.)
Hij ziet mij. → Wie ziet hij? Mij.
(He sees me. → Who does he see? Me.)
Slide 6 - Slide
Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)
Je kan het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijke voornaamwoord.
Julia koopt een nieuwe fiets.
Julia koopt het.
Julia compra una bici nueva.
Julia la compra.
Slide 7 - Slide
Voornaamwoord als lijdend voorwerp (objeto directo)
Slide 8 - Slide
Mi gramática
Slide 9 - Slide
Pretérito perfecto (voltooid tegenwoordige tijd)
What is Pretérito Perfecto?
“Pretérito Perfecto” is used for actions or situations that have a connection to the present moment. For example, “He comido paella hoy” (I have eaten paella today). This tense is about recent actions or ongoing situations.
Slide 10 - Slide
1. Hulp werkwoord HABER vervoegen volgens de persoon in de zin.
2. -AR = ADO
-ER of -IR = IDO
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Pretérito perfecto (voltooid tegenwoordige tijd)
1. Esta mañana (desayunar, yo) __________________ un café con tostadas.
2. Nunca (ir, él) ___________________ a París.
3. Este año (visitar, nosotros) _______________ a nuestra familia en el pueblo tres veces.
4. Siempre (querer, vosotros) ____________________ conocer a esa fantástica actriz.
5. Todavía no (probar, ellos) _________________ la berza de Jerez ¡está buenísima!
6. ¿Qué vino (pedir, tú) _____________________ al camarero? ¡Yo quiero uno
Vul de volgende zinnen in met de pretérito perfecto.
Slide 13 - Slide
Vocabulario
pagina 123
Slide 14 - Slide
Wat: Betekenissen zoeken van 10 woorden uit het woordenlijst.
Hoe: In groepjes van twee of individueel
Waar: In je JDW-map
Hulpmiddel: Reporteros tekstboek
Klaar?
Kies 2 woorden en maak 2 zinnen.
Gebruik: mijnwoordenboek.nl
¡A practicar!
el mensaje
disfrutar
el barco
sin prisa
la tarjeta
nunca
la bebida
viajar
el coche
alguna vez
Slide 15 - Slide
Vocabulario
el mensaje - het bericht
disfrutar - genieten
el barco - de boot
sin prisa - zonder haast
la tarjeta - de kaart
nunca - nooit
la bebida - het drankje
viajar - reizen
el coche - de auto
alguna vez - ooit, eens
Slide 16 - Slide
wordwall.net
Slide 17 - Link
What is the direct object in the sentence? "María come pizza"
Slide 18 - Open question
What is the direct object in the sentence? "Nosotros compramos un libro"
Slide 19 - Open question
What is the direct object in the sentence? "Yo bebo cafe"
Slide 20 - Open question
What is the direct object in the sentence? "Tú preparas la cena"
Slide 21 - Open question
When do you use the Pretérito perfecto?
Slide 22 - Open question
wordwall.net
Slide 23 - Link
Lesdoelen
Lesdoelen voor vandaag: Después de la clase...
Kan je het lijdend voorwerp in een zin herkennen
Kan je correcte zinnen vormen met de pvnw van de Objeto Directo.
Kan je de juiste vorm van de Pretérito perfecto toepassen.