Objeto directo

Bienvenidos chicos y chicas
        El objeto directo
Klas: Havo 1
Niveau: A1+
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenidos chicos y chicas
        El objeto directo
Klas: Havo 1
Niveau: A1+

Slide 1 - Slide

OBJETIVOS DE LA CLASE
Al fin de la clase:
  • Weten jullie waarom er in Spaanse zinnen 'tussendoor' persoonlijke voornaamwoorden staan.
  • Kunnen jullie het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord 

Slide 2 - Slide

Repetición
El pronombre personal

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Linda: Has comprado la falda?
Judith: Sí, la he comprado 

Linda: no veo telenovelas 
Judith: tampoco las veo 

Slide 5 - Slide

Juan compra el pan
Juan....... compra

Slide 6 - Open question

Kim compra la lecha
Kim......... compra

Slide 7 - Open question

El ordenador = 
La casa= 
Las chicas= 
Los libros= 

Slide 8 - Slide

ÉL=      LO
ELLA = LA
ELLOS= LOS
ELLAS = LAS

Slide 9 - Slide

In het Nederlands vervangt men deze door een persoonlijk voornaamwoord 
We willen een heerlijke taart gaan verkopen 
Mijn oma bakt hem voor ons 


Slide 10 - Slide

Descubre dónde se pone el objeto directo
  • Yo la veo 
  • Estoy comiéndola
  • Quiero comprarla  
  • vela

Schrijf op wat je bij elke zin opvalt over de plaats van het lijdendvoorwerp.



Slide 11 - Slide

Er zijn 4 plaatsen waar je het neer kan zetten. Welke?

Slide 12 - Open question

¿Dónde se pone 'el objeto directo'?
  • Delante de: persoonsvorm
Yo veo una película > yo la veo

  • Detrás de: Infinitivo/Gerundio/Imperativo
Yo quiero verla 
Yo estoy viéndola
Vela 


Slide 13 - Slide

Elisa compra una silla para la playa
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Elisa
B
compra
C
una silla
D
la playa

Slide 14 - Quiz

una silla
A
lo
B
la
C
las
D
los

Slide 15 - Quiz

Mi madre quiere comprar un coche

A
lo mi mader quiere
B
Mi madre quiere comprarlo
C
Mi madre quiere comprarla
D
la mi madre quiero

Slide 16 - Quiz

Frase 1
Bedenk een zin (in het Spaans), met een lijdend voorwerp. Het moet gaan over iets wat je wilt kopen/zien deze zomervakantie.

Slide 17 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp? Hoe vervangen we deze?

Slide 18 - Open question

ZIN 2

Slide 19 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp? Hoe vervangen we deze?

Slide 20 - Open question

ZIN 3

Slide 21 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp? Hoe vervangen we deze?

Slide 22 - Open question

¡GRACIAS POR VUESTRA ATENCIÓN! 

Slide 23 - Slide

Zijn onze doelen behaald?
Waarom vervangen Spanjaarden het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord?

Hoe doen we dat?

Slide 24 - Slide

Opdracht:
1. Maak 1 zin met een lijdend voorwerp. 
2. Schrijf deze zin op het bord 
3. Vervang het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. 
4. Vertaal de zin 
5. Leg je antwoord uit. 

Slide 25 - Slide

ZIN 4

Slide 26 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp? Hoe vervangen we deze?

Slide 27 - Open question