This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Spreekwoorden en gezegdes
Slide 1 - Slide
Na deze les:
* Ken je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. * Ken je het verschil tussen spreekwoorden en gezegdes. * Weet je meer over onderzoek naar spreekwoorden en gezegdes.
Slide 2 - Slide
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Deze week gaan we het over figuurlijk taalgebruik hebben, namelijk over uitdrukkingen.
Bekijk het filmpje op de volgende slide om het verschil te leren kennen tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?
"Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen."
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 5 - Quiz
Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?
"Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen."
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 6 - Quiz
Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?
"Mijn broer krijgt de baard in de keel."
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 7 - Quiz
Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?
"Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles."
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 8 - Quiz
Wat is de betekenis van de onderstaande zegswijzen?
uit je vel springen
iemand in de wielen rijden
in het water vallen
ergens een stokje voor steken
recht door zee zijn
ervoor zorgen dat iets niet doorgaat
plotseling heel erg boos worden
iemand dwarszitten
eerlijk zijn
mislukken
Slide 9 - Drag question
Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Je moet het ijzer smeden als het heet is.
Hoge bomen vangen veel wind.
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
Als er geen toezicht is, wordt er van alles gedaan wat niet mag.
Als je een kans krijgt, moet je die benutten.
Belangrijke personen krijgen veel kritiek.
Wie een ander ongelukkig probeert te maken, wordt vaak zelf ongelukkig.
Beantwoord de vragen op de volgende slide in een doc-bestand en sla het op in jouw persoonlijke mapje voor Nederlands. Tag je docent wanneer je klaar bent.
Slide 11 - Slide
Uitdrukkingen
1) Waarom start er tijdens Weekend van de Wetenschap op 5 en 6 oktober een groot publieksonderzoek naar spreekwoorden en gezegdes?
2) Wat onderzoeken Simone Sprenger en Jacolien van Rij van de Rijksuniversiteit Groningen nu precies?
3) Hoe komt het volgens Sprenger dat we spreekwoorden en gezegdes aan de lopende band gebruiken?
Slide 12 - Slide
Uitdrukkingen
4) Wat zijn "uitdrukkingen"?
5) Waarom kost het meer tijd om uitdrukkingen te leren dan woorden?
6) Op welke manier probeert Jacolien van Rij het proces van taalleren beter te begrijpen?
7) Wat vindt Sprenger zo leuk aan uitdrukkingen?
Slide 13 - Slide
Wat heb je geleerd?
* Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
* Je kent het verschil tussen spreekwoorden en gezegdes.
* Je weet meer over onderzoek naar spreekwoorden en gezegdes.