Spreekwoorden en zegswijzen - Texel; Vlieland

Spreekwoorden en zegswijzen
Texel & Vlieland,
week 37

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spreekwoorden en zegswijzen
Texel & Vlieland,
week 37

Slide 1 - Slide

Na deze les:

* Ken je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
* Ken je het verschil tussen spreekwoorden en zegswijzen.
* Weet je wat de functie van spreekwoorden en zegswijzen is.
* Ken je de betekenis van verschillende uitdrukkingen.

Slide 2 - Slide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Deze week gaan we het over figuurlijk taalgebruik hebben, namelijk over uitdrukkingen.

 Bekijk het filmpje op de volgende slide om het verschil te leren kennen tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?

"Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen."
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 5 - Quiz

Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?

"Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen."
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 6 - Quiz

Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?

"Mijn broer krijgt de baard in de keel."
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

Is de volgende uitspraak letterlijk of figuurlijk?

"Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles."
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Uitdrukkingen
Lees de informatie in deze link.
(Let op: Je moet ingelogd zijn om het bestand te kunnen openen.)

Begin onderaan pagina 184 te lezen.
(Spreekwoorden en zegswijzen)

Slide 9 - Slide

Uitdrukkingen
Bedenk voor jezelf wat het verschil is tussen spreekwoorden en zegswijzen.
Waarom denk je dat mensen uitdrukkingen gebruiken?

Beantwoord daarna de vragen in deze LessonUp.

Slide 10 - Slide

Wat is de betekenis van de onderstaande zegswijzen?
uit je vel springen
iemand in de wielen rijden
in het water vallen
ergens een stokje voor steken
recht door zee zijn
ervoor zorgen dat iets niet doorgaat
plotseling heel erg boos worden
iemand dwarszitten
eerlijk zijn
mislukken

Slide 11 - Drag question

Wat is de betekenis van de onderstaande zegswijzen?
uit de toon vallen
een scheve schaats rijden
achter het net vissen
bij de pinken zijn
er de kantjes aflopen
niet bij de rest passen
te laat zijn om nog iets te krijgen
slim zijn
zo min mogelijk doen
iets verkeerds doen

Slide 12 - Drag question

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
Je moet het ijzer smeden als het heet is.
Hoge bomen vangen veel wind.
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.
Als er geen toezicht is, wordt er van alles gedaan wat niet mag.
Als je een kans krijgt, moet je die benutten.
Belangrijke personen krijgen veel kritiek.
Wie een ander ongelukkig probeert te maken, wordt vaak zelf ongelukkig.

Slide 13 - Drag question

Wat is de betekenis van de onderstaande spreekwoorden?
Wie voor een dubbeltje geboren wordt, wordt nooit een kwartje.
Baat het niet, het schaadt ook niet.
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
Je kunt soms beter je mond houden dan je mening geven.
Wie arm geboren wordt, blijft arm.
Misschien helpt wat je doet niet, maar je zult er ook geen nadeel van ondervinden.

Slide 14 - Drag question

Wat heb je geleerd?

* Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
* Je kent het verschil tussen spreekwoorden en zegswijzen.
* Je weet wat de functie van spreekwoorden en zegswijzen is.
* Je kent de betekenis van verschillende uitdrukkingen.

Slide 15 - Slide

Wat bereid je voor voor de volgende les?

* Maak de opdracht die je bij het kopje "Schrijven" vindt in het handboek.
* Lees verder in je leesboek.
* Oefen met spelling op www.beterspellen.nl.

Slide 16 - Slide