Programma: * Hoe gaat het ? * Presentaties * Lezen * Korte pauze * herh. uitleg spelling
* zelfstandig werken hfst. 7.3 / test jezelf/ versterk jezelf!
Taalverzorging
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Programma: * Hoe gaat het ? * Presentaties * Lezen * Korte pauze * herh. uitleg spelling
* zelfstandig werken hfst. 7.3 / test jezelf/ versterk jezelf!
Taalverzorging
Slide 1 - Slide
Doelen van de spellinglessen
(herhaling): Ik kan de werkwoorden correct spellen
Ik kan interpunctie correct toepassen (punt, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, komma).
Ik kan hoofdletters correct gebruiken.
Ik ken de verschillende vormen van het meervoud van een zelfstandig naamwoord en ik kan deze correct spellen. (Bijvoorbeeld: baby > baby's, melodie > melodieën)
Ik ken de leestekens apostrof, accent, koppelteken en trema
Slide 2 - Slide
Onderdelen SPELLING
Werkwoordspelling (herhaling)
Meervoud van ZN
Interpunctie
Hoofdletters
Apostrof en accent
Koppelteken en trema
Slide 3 - Slide
7.2 werkwoorden blz. 117
Slide 4 - Slide
7. 3 LEESTEKENS blz. 121
Slide 5 - Slide
Eind van de zin:
punt
uitroepteken
vraagteken
Hij is geslaagd voor zijn rijexamen.
Weet je met welk cijfer? Een 10!
Slide 6 - Slide
dubbele punt
er komt een voorbeeld
er komt een uitleg
er komt een opsomming
er komt een citaat
Dat gaat als volgt: ..............
Ik houd van deze groentes: ......
Ze riep: '...........................'
Slide 7 - Slide
Aanhalingstekens '........'
Gebruik je bij een citaat. Maaike zei: 'Ga je mee?'
Als je iets op een andere manier moet lezen. 'Leuk' ben jij.
Slide 8 - Slide
De komma
Tussen twee werkwoorden in een samengestelde zin - als ik eet, kijk ik tv.
In een opsomming - vrienden, vriendinnen, buren, familie
Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden - een mooie, warme dag
Woorden als: toch, hoor, ja en oké - ik haal jou op, oké?
Slide 9 - Slide
Les 2
Slide 10 - Slide
Hij (leiden) al jaren een elftal.
A
leid
B
leit
C
leidt
Slide 11 - Quiz
Ze (herhalen) het voor de derde keer.
A
herhaald
B
herhaaldt
C
herhaalt
Slide 12 - Quiz
'Heb je dat boek al gelezen?' vroeg hij.
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quiz
Bas vond hoe overleef ik mijn vakantie? een leuk boek.
A
goed
B
fout
Slide 14 - Quiz
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 15 - Open question
Goed of fout: In Januari is het vaak heel koud.
A
Goed
B
Fout
Slide 16 - Quiz
Leg uit waarom de vorige zin niet goed gespel was.
Slide 17 - Open question
HOOFDLETTERS
- Begin van een zin
Uitzondering:
's Avonds ging ik naar....
80% van de mensen
20 dagen nadat .....
Slide 18 - Slide
Hoofdletters
Namen --> personen, landen, steden, boeken, films etc.
Feestdagen en historische gebeurtenissen --> Kerstmis, Pasen, Eerste wereldoorlog, Hemelvaart, Bevrijdingsdag
Slide 19 - Slide
Hoe schrijf je het meervoud?
baby melodie horloge
slee muis
café graf bacterie
melodieën
bacteriën
Slide 20 - Slide
De laatste vier leestekens
1. apostrof: Emma's tas, Max' mobiel. vwo'er, A4'tje. 't regent
2. accent: café, hé!, crêpes, hét middel tegen haaruitval