- Gebruik bron 1. Op deze bron zie je verschillende
- gebouwen.
- a Waar woonde de eigenaar van de plantage? Zet
- daar een ‘E’ in de afbeelding.
- b En waar woonden de slaven? Zet daar een ‘S’ in
- de afbeelding.
- c Welk werk doen de slaven op bron 1?
- De slaven sjouwen spullen uit een boot, bewerken hout en vegen
- (voor het witte huis).
d Rechtsachter zie je een blanke man op een
paard. Wat zou zijn taak zijn?
Hij houdt in de gaten of de slaven
hun werk wel goed doen.