Unit 3 - Lesson 4

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Unit 3 - Australia

Goals

At the end of this lesson...

• I know how to use can/could, be allowed to, be able to
• I know how to use have to, must and should

Can / could / able to / allowed to

4 manieren:

• Mogelijkheid
• Iets wat je kunt
• Toestemming
• Beleefde vraag

Study box p.130

Een mogelijkheid beschrijven

Can	Could
Iets is waarschijnlijk zo.	Iets is minder waarschijnlijk.

Stellen van een beleefde vraag

Can	Could	(Please)
Gebruiken om beleefd te vragen.	Beleefdere vorm van “Can”.	Wordt bij beiden in combinatie gebruikt.

Vermogen, vaardigheid, in staat zijn om

Can	Could	To be able to
Gebruik je alleen in Present Simple.	Iets wat mogelijk zou kunnen zijn.	Kun je met alle werkwoordstijden gebruiken.
	Verleden tijd van “can”.

Toestemming om iets te doen

Can	Could	To be allowed to
Gebruik je alleen in Present Simple.	Verleden tijd van “can”.	Kun je met alle werkwoordstijden gebruiken.

When I was six I ..... already swim.

1. can
2. could
3. was allowed to

When I was your age, I _____ stay up until 2am.

1. can't
2. wasn't allowed to
3. couldn't

Nicole......drive, but she hasn't got a car.

1. could
2. is not able to
3. can
4. couldn't

I used to ......stand on my head, but I can't do it now.

1. can
2. am able to
3. be able to
4. could

I'm afraid I .....come to your party next week.

1. could
2. can't
3. can
4. couldn't

I looked everywhere but I ......not find my watch.

1. can
2. could

He phoned to say that he would
not....... arrive on time.

1. be able to
2. could
3. can

could

to be able to

to be allowed to

can

zou kunnen

zou mogen

konden

mochten

kunnen, in staat zijn tot

mogen,

toestemming krijgen

kunnen,

mogen,

mogelijk zijn

Have to, must, should

should	- Je geeft advies
must	- moet (vaak van een ander - regels/wetten/bevel) - moet (het is logisch / kan niet anders) ( Formeel )
have to / has to	- moet (noodzakelijk - geen extra nadruk) ( Informeel ) * have to: I / we / you / they * has to: he / she / it

zou moeten (advies)

iets is noodzakelijk of moet (formeel)

iets is noodzakelijk of moet (informeel)

als iets niet anders kan; het moet wel zo zijn

must

have to / has to

should

must

Have to, must, should.

All soldiers ____ wear a uniform.

1. shouldn't
2. should
3. has to
4. have to

Have to, must, should.
Kies het juiste hulpwerkwoord.

I ____ study today.

1. has to
2. have to
3. must
4. should

Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.

I ____ study today.

1. has to
2. have to
3. must
4. should

Ik ken de verschillen tussen de hulpwerkwoorden

Ja hoor

Bijna

Niet helemaal

Nee

Een open vraag! Lijkt random, maar dat valt mee. Wie moet er thuis chores (klusjes) doen en welke zijn dat?