Klas 2D gymn Freitag, den 13. Mai 2022

Freitag, den 13. Mai 2022  
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste B Kapitel 6
  • Hören
  • Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
  • Hören
  • Wörterbuch
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Freitag, den 13. Mai 2022  
  • Willkommen
  • Nachsehen Hausaufgaben
  • Ziele dieser Unterrichtsstunde
  • Wörterliste B Kapitel 6
  • Hören
  • Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
  • Hören
  • Wörterbuch
  • Hausaufgaben 
  • Zum Schluss

Slide 1 - Slide

Nachsehen Hausaufgaben
Aufgabe 8.1 Seite 106
Aufgabe 8.2 Seiten 106-107
Aufgaben 7.1 Seite 105-106

Slide 2 - Slide

Ziele dieser Unterrichtsstunde:
  • Je leert de telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100.
  • Je kunt tijdens het luisteren vragen beantwoorden.
  • Je kunt de betekenis van samengestelde woorden opzoeken in een woordenboek.

Zeit übrig:
Je kunt oefenen met de werkwoorden haben, sein en werden o.t.t. en o.v.t.

Slide 3 - Slide

Wörterliste B  TB Seite 91
WB linker rijtje

Slide 4 - Slide

Hören   Seiten 96-97 + 99
Aufgabe 4.2 Seiten 99-100

Slide 5 - Slide

Telwoorden en rangtelwoorden:
Telwoorden 1 t/m 20: 
Welke getallen zijn aandachtspunten?

Rangtelwoorden 1 t/m 19 en vanaf 20: 
Hoe wordt rangtelwoord gevormd?
Welke getallen aandachtspunten zijn er?


Slide 6 - Slide

Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100
Opmerkingen:
  • getallen onder één miljoen schrijf je aan elkaar
  • miljoen en miljard zijn in het Duits (vrouwelijke) zelfstandige naamwoorden

Rangtelwoord: vanaf getal 20  => -ste achter telwoord

Slide 7 - Slide

Machen Aufgabe:   Seiten 117-118
Aufgabe 14.2
  • Zelfstandig maken
  • Klaar: Maken Aufgaben 7.1 Seite 105-106 + Aufgabe 8.1 Seite 106. Maken Aufgaben 9.1 und 10.1 Seiten 108-109
  • Bespreken Aufgabe 14.2
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Hören:
Aufgaben Hören/Sehen: 5.1, 6.1, 6,2 Seiten 102-104

Slide 9 - Slide

Wörterbuch Aufgabe 8.3 Seite 107
  • Lees onderdeel a van Aufgabe 8.3 eerst goed door.
  • Pak een woordenboek D->NL uit de kast.
  • Maak zelfstandig Aufgabe 8.3 B + C
  • Klaar: Maken Aufgaben 7.1 Seite 105-106 + Aufgabe 8.1 Seite 106. Maken Aufgaben 9.1 und 10.1 Seiten 108-109
  • Bespreken Aufgabe 8.3 B + C
timer
1:00

Slide 10 - Slide

Hausaufgaben: 
Kapitel 6: Lernen Wörterliste A linker + rechterrijtje B Seiten 91-92

Machen: Kapitel 6
Aufgabe 9.1 + 10.1 Seiten 108-109
Aufgabe 11.3 Seite 113

Slide 11 - Slide

Nog niet gemaakt:
Aufgabe 6.3 Seite 105
Aufgabe 4.3 Seiten 101-102 -> later nakijken!!!

Slide 12 - Slide

GP Duits 2 juni a.s.
Kapitel 1:
De werkwoorden haben sein en werden in de tegenwoordige tijd Seite 18

Kapitel 5:
Lernen: Wörterliste A+B Seite 76-77
Lernen: Grammatik A+B +C Seiten 75-76 + aantekeningen (in stam e / a + aantekeningen der-Gruppe)

Kapitel 6:
De werkwoorden haben sein en werden in de verleden tijd Seite 90
Telwoorden en rangtelwoorden vanaf 100 Seite 90


Slide 13 - Slide

Der- und ein-Gruppe:
Waaruit bestaan deze groepen?
Wat kun je vertellen over deze groepen?

Slide 14 - Slide

Grammatik
Zinsontleding en de der- en ein-Gruppe:
Naamvallen: Nominativ, Genitiv, Dativ en Akkusativ
  • onderwerp van de zin
  • -> later bespreken bezitsrelatie: van wie/wiens
  • meewerkend voorwerp
  • lijdend voorwerp

Slide 15 - Slide

Stappenplan grammatik:
  1. Vertaal de zinnen in het Nederlands om zo onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp te vinden.
  2. Wat is het lidwoord van het zelfstandig naamwoord?
  3. Heb ik te maken met de der- of met de ein-Gruppe?

Slide 16 - Slide

Grammatik: 2e naamval
Zinsontleding der- en ein-Gruppe: 2e naamval (Genitiv)

Bezitsrelatie: van wie/wiens

Slide 17 - Slide

Bezitsrelatie: Genitiv 2e naamval

Bepaald lidwoord:
Das Buch des Mannes.       (Het boek van de man.) 
Die Jacke der Frau.               (De jas van de vrouw.) 
Der Vater des Kindes.          (De vader van het kind.) 

Onbepaald lidwoord:
Das Buch eines Mannes.     (Het boek van een man.)
Die Jacke einer Frau.             (De jas van een vrouw.)
Der Vater eines Kindes.        (De vader van een kind.)

Slide 18 - Slide

2e naamval:
Bij der en das-woorden:
-s achter zelfstandignaamwoord => meerdere lettergrepen
-es achter zelfstandignaamwoord => een lettergreep

Slide 19 - Slide

Machen Aufgabe 6.3  Seite 105
  • Zelfstandig maken.
  • Klaar: bestuderen grammatica TB Seiten 89-90 punt 1
  • Bespreken Aufgabe 6.3
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Maak een zin in het Duits:
Voorbeeld: uitleggen - oefening
Der Lehrer erklärt eine Aufgabe/eine Übung.

  1. spieken - zitten blijven
  2. de zinnen - onduidelijk
  3. vergeten - gum
  4. een voldoende - Frans
timer
1:00

Slide 21 - Slide

  1. Ik zit op de havo.
  2. Ik krijg bijles in wiskunde.
  3. Ik heb nog nooit gespijbeld.
  4. Natuurkunde vind ik moeilijk.
  5. Hoe gaat het bij jou op school?
  6. Mijn lievelingsvak is Engels.
Geef antwoord in het Duits:
  1. Wanneer pak jij je schoolspullen in?
  2. Hoe lang duurt een lesuur?
  3. In welke klas zit je?
  4. Welk vak heb jij woensdag het eerste uur?
  5. Wat doe jij 's avonds altijd?
  6. Hoe laat ga jij naar school?

Slide 22 - Slide

Grammatik: der-groep
der-groep bestaat uit: 
  • der die das die (bepaalde lidwoorden)
  • dies-            - deze/dit
  • jed-              - ieder/elk
  • manch-      - menig-/sommige
  • all-                - alle
  • solch-         - zulk/zo’n
  • welch-        - welk

Slide 23 - Slide

Grammatik: der-groep
dies- , jed-, manch-, all-, solch- en welch-
-> willen lijken op de lidwoorden: der die das die

1e stap: Wat is het lidwoord?

Zie schema

Slide 24 - Slide

Vervoegen sterke werkwoorden o.t.t.:
TB Seite 75 sterke werkwoorden met e in stam

Bij sterke werkwoorden met een e in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:
  • du/er/sie/es/man -> i   of   ie  
  • è uitspraak -> i
  • ee uitspraak -> ie

Slide 25 - Slide

Aandachtspunten:
Sterke werkwoorden met e in stam:
  1. gehen, stehen en bewegen -> geen i/ie wissel
  2. geben -> geen ie => i
  3. nehmen -> bij du/er/sie/es/man: h wordt m 
  4. nehmen -> geen ie => dus du nimmst/ er/sie/es/man nimmt
  5. treten -> geen ie => i
  6. treten -> bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op d of t   
       du trittst    dus niet => tritest
       er/sie/es/man tritt   dus niet => tritet

Slide 26 - Slide

Sterke werkwoorden met a in stam
Bij sterke werkwoorden met een a in de stam verandert de stam bij de volgende persoonlijke vnw:    -> du/er/sie/es/man -> ä

Aandachtspunten:
  • bij laufen en stoßen geldt dezelfde regels als hierboven
  • bij du er/sie/es/man: uitgang anders dan bij werkwoorden met stam op
       d of t   
       du hältst                   er/sie/es/man hält

Slide 27 - Slide