1.7 a Grammatica

Welkom
Ga rustig zitten.
Telefoon is in je kluisje.

Pak je werkboek + schrift 
 en zet je tas op de grond.


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten.
Telefoon is in je kluisje.

Pak je werkboek + schrift 
 en zet je tas op de grond.


Slide 1 - Slide

lesopbouw
  • wat weet je al
  • doel
  • uitleg
  • opdracht
  • zelfstandig werken
  • afsluiting

Slide 2 - Slide

Wat weet je al?
 persoonsvorm
onderwerp






Slide 3 - Slide

Doel
Aan het eind van de les kan je:
de persoonsvorm, het onderwerp en 
het werkwoordelijk gezegde
benoemen in een zin.

Slide 4 - Slide

persoonsvorm (pv)
Elke zin heeft een persoonsvorm. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Tijdproef --> zet de zin in een andere tijd:
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 5 - Slide

opdracht
Wat is de persoonsvorm? Gebruik de tijdproef.
Mijn oma Lies kan heel goed met computers omgaan.

Slide 6 - Slide

werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin, dus de
persoonsvorm + alle andere werkwoorden

  • Isa kocht een broodje kaas.
  • wg = kocht
  • Martin heeft een broodje kaas gekocht.
  • wg = heeft gekocht                                             
  • Ahmed zou een broodje kaas gekocht kunnen hebben.
  • wg - zou gekocht kunnen hebben.             

Slide 7 - Slide

werkwoordelijk gezegde
Soms horen er zinsdelen/woorden bij het werkwoordelijk gezegde die geen werkwoord zijn.
  • splitsbaar werkwoord
       Varun eet zijn broodje op.
  • het woordje 'te'
       Isa zit in haar stoel te slapen.
  • de woorden 'aan het'
       Martin is aan het gamen.

Slide 8 - Slide

onderwerp
Onderwerp --> wie of wat iets doet.
                                 (hoofdrolspeler)

onderwerp en persoonsvorm:
  • ze staan meestal naast elkaar
  • allebei enkelvoud of allebei meervoud

Slide 9 - Slide

onderwerp
Onderwerp = hoofdrolspeler van de zin --> wie of wat + WG
Hoe vind je het onderwerp? Stel de vraag:
Wie / wat + WG




Slide 10 - Slide

opdracht
Wat is het onderwerp? 
Mijn oma Lies kan heel goed met computers omgaan.

Slide 11 - Slide

zelfstandig werken
Hoofdstuk 1.7 grammatica
werkboek blz. 68
opdracht 6 + 8 + 16
opdracht 2*

*onderstreep de PV en omcirkel het onderwerp!
Meer hoef je niet te doen bij deze oefening.

Slide 12 - Slide

afsluiting
Hoe vind je de persoonsvorm?
Hoe vind je het onderwerp?

Slide 13 - Slide