1.7 b Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

Ga rustig zitten.

Telefoon ligt in je kluisje.

Pak je werkboek + laptop 

en zet je tas op de grond.

lesopbouw

• Wat weet je al?
  
• Doel
• Uitleg
• Oefenen
• Zelfstandig werken
  
• Afsluiting

Wat weet je al?

Je hebt de vorige lessen geleerd:

 - persoonsvorm

- werkwoordelijk gezegde

doel

Aan het eind van de les kan je 

het onderwerp

benoemen in een zin.

onderwerp

• Het onderwerp hoort bij PV 
  
• Het onderwerp is de hoofdrolspeler (wie of wat iets doet).
  
• Onderwerp + pv staan allebei in het enkelvoud of meervoud.
• Wie/wat + werkwoordelijk gezegde = onderwerp

Deze film hebben Ravi en ik gezien.

wg = hebben gezien

o = Ravi en ik

onderwerp

• De pen ligt op tafel.
• wg = ligt           Wat ligt?        
• o = de pen

• Straks ga ik mijn broer feliciteren met zijn verjaardag.
• wg = ga feliciteren        Wie gaat feliciteren?
• o= ik

Kleren en boeken liggen in mijn kamer op de grond.


WG?

Kleren en boeken liggen in mijn kamer op de grond.


onderwerp?

Bij de kapper heeft Robin een pot haargel gekocht


WG?

Bij de kapper heeft Robin een pot haargel gekocht


onderwerp?

Volgende week gaan Yasmin en Elif shoppen.


onderwerp?

1. Yasmin Elif
2. Elif
3. Yasmin
4. Yasmin en Elif

De Duitse politie zoekt een bijzondere dief


onderwerp?

1. een bijzondere dief
2. de Duitse politie
3. zoekt
4. politie en dief

zelfstandig werken

Werkboek

hoofdstuk 1.7 grammatica, blz. 65

opdracht 1: wg onderstrepen +  onderwerp omcirkelen

opdracht 4 + 6 + 10 + 11 (geen zinsdeelstrepen zetten!!!!)

afsluiting

Welke vraag maak je om het onderwerp te vinden in een zin?

De politie heeft de insluiper mee naar het bureau genomen.

pv / wg / ond ?