Duurzaamheid 2 - Voedselproductie

                    BB 125-132      
                            Aardrijkskunde
1 / 17
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

                    BB 125-132      
                            Aardrijkskunde

Slide 1 - Slide

Programma
  • Hoe draagt voedsel bij aan je voetafdruk?
  • Wat verandert er in de voedselindustrie?
  • Wat verandert er in arme landen?
  • Wat kun je zelf doen?

Slide 2 - Slide

Voedsel en voetafdruk
  • Iedereen op de wereld heeft voedsel nodig. Sommige mensen eten wel meer dan anderen.

  • Voedsel verbouwen kost ruimte. 

  • Sommige soorten voedsel kosten meer ruimte dan andere.

  • Sommige soorten voedsel leveren ook meer energie dan andere.

  • Wat je eet bepaalt voor een groot deel je voetafdruk.

Slide 3 - Slide

Voedsel meten we in calorieën (afgekort: cal). Een calorie is een soort brandstof. Hoeveel calorieën je eet, kun je vergelijken met hoeveel liter benzine je in een auto tankt. Sommige producten hebben meer calorieën dan andere. Hoe kom jij aan al jouw calorieën?
Aardappel
75cal per 100gr
Brood
200cal per 100gr
Rundvlees
290cal per 100gr
Eieren
140cal per 100gr
Sla
15cal per 100gr

Slide 4 - Slide

Hier is het duidelijk: het graan waarvan jouw brood wordt gemaakt, heeft ruimte nodig om te groeien.
Hier zit het anders. Deze biefstuk heeft ook ruimte nodig om rond te lopen, maar moet zelf ook eten. En hoe zit het als je melk van een koe drinkt?

Slide 5 - Slide

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.

B: Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.

C: Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.

D: Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 6 - Slide

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.

Slide 7 - Quiz

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.

B: Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.

C: Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.

D: Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.


                

Slide 8 - Slide


Van voedsel naar hectare
  • Je weet nu dat in verschillende soorten voedsel meer of minder calorieën zitten.

  • Er zit ook een verschil in hoeveel ruimte al dit voedsel nodig heeft voor hetzelfde aantal calorieën.

  • Links zie je hoeveel calorieën je per voedselsoort kunt maken op één hectare grond in één jaar.

  • Als je alleen maar aardappelen zou eten, zou je dus veel minder ruimte nodig hebben dan wanneer je alleen maar tarwe zou eten.
Calorieën per hectare per voedingsmiddel

Slide 9 - Slide


Hoe zit het met vlees?
  •  Dieren kosten heel veel ruimte.

  • Dat komt omdat dieren niet alleen ruimte innemen, maar zelf ook moeten eten.

  • Koeien, waar ze biefstuk van maken, eten zes keer zo veel calorieën als ze opleveren.

  • Je kunt dus kiezen:
    600 calorieën aan aardappelen eten óf
    100 calorieën aan rundvlees eten


  • Er spelen ook andere dingen mee: de winden die koeien laten zijn slecht voor het milieu. Ook is veel water nodig.
20 kilo aardappelen
Genoeg voor 7 mensen
Meteen opeten
7 blije mensen
Gebruiken als voer
Een blije koe
Vlees opeten
1 blij mens

Slide 10 - Slide

Welke stelling is waar?
A: Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als                   veevoer.

B: Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.

C: Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.

D: Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 11 - Slide

Welke stelling is waar?
A
Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als veevoer.
B
Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.
C
Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.
D
Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.

Slide 12 - Quiz

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A: Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als veevoer.

B: Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.

C: Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.

D: Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.


                                                 

Slide 13 - Slide

Weet je nog van de vorige les? Arme landen worden steeds rijker. Hierdoor gaan ze ook anders eten. Wat betekent dat voor de wereldwijde voetafdruk?
Indiaas gerecht
Curry met rijst, tomaat en koriander
Europees gerecht
Vooral veel vlees, met een beetje
aardappel en groente

Slide 14 - Slide

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A: Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

B:
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.

C: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

D: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.


                                                             Antwoord invullen op volgende slide!

Slide 15 - Slide

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 16 - Quiz

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A: Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

B:
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.

C: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.

D: Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.


Slide 17 - Slide