met voorbeelden uitleggen hoe het christendom werd verspreid;
aan de hand van de kerstening van Nederland uitleggen dat de samenwerking tussen Frankische koningen en de kerk voordelig was voor beide partijen;
het verschil tussen reguliere en seculiere geestelijken uitleggen;
uitleggen dat kloosters op politiek, economisch en cultureel gebied belangrijk waren.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Leerdoelen
met voorbeelden uitleggen hoe het christendom werd verspreid;
aan de hand van de kerstening van Nederland uitleggen dat de samenwerking tussen Frankische koningen en de kerk voordelig was voor beide partijen;
het verschil tussen reguliere en seculiere geestelijken uitleggen;
uitleggen dat kloosters op politiek, economisch en cultureel gebied belangrijk waren.
Slide 1 - Slide
Kenmerkende aspecten (ontwikkeling)
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Slide 2 - Slide
0
Slide 3 - Video
Kerstening van Europa
Eind 4e eeuw aanbaden de Germanen hun eigen heidense goden en Galliers hadden hun eigen (niet katholieke) vorm van christendom (arianisme)
Er zou zich echter een proces voltrekken van geleidelijke overgang richting het R.K. geloof! Echter op verschillende manieren:
Soms met dwang (b.v: Karel de Grote), maar ook door overtuiging (b.v: missionarissen) of bekering door de vorst dat leidde tot bekering van de elite.
Een nauwe samenwerking tussen de paus en Karolingische vorsten versterkte het succes van het christendom in Europa
Slide 4 - Slide
Bekering en syncretisme
Syncretisme: bij de overgang naar een nieuw geloof, aansluiting zoeken bij bestaande opvattingen en praktijken. Voorbeelden:
25 december (geboorte van de zon als geboorte van christus)
Zondag als rustdag (in bijbel is de sjabbat op zaterdag)
Pasen (wederopstanding Jezus) op de dag van Germaans lentefeest
Intrede van heiligen en verering van relikwieen als vervanging van heidense goden
Het woord God (lat. Deus) is Germaans: datgene waaraan wordt geofferd.
Kerkjes bouwen op heidense heilige plekken
Slide 5 - Slide
Pausen en koningen
De Franken hadden in de strijd om macht in Gallie (Frankrijk) het meest succes door het verbond met de paus (bekering koning Clovis rond 500 n.C.)
Er was een wederzijds belang tussen vorsten (goddelijke rechtvaardiging van hun macht en gebruik van bisschoppen als bestuurders) en paus (militaire steun en kerstening volk)
De Frankische koningen werden zo het machtigst in Noordwest-Europa en het katholicisme de machtigste godsdienst!
Tweezwaardenleer R.K. kerk: koningen hadden alleen wereldlijke macht (leiden van de staat). Zelf hadden ze geestelijke macht (leiden van de kerk) in tegenstelling tot orthodoxe christenen!
Slide 6 - Slide
seculier en regulier
Twee soorten geestelijken: reguliere (in kloosters) en seculiere (in de 'wereld', tussen de mensen / zendelingenwerk)
In de 3e eeuw ontstonden kloosters (afzondering van de verleidelijke wereld, leven in dienst van het geloof)
In de 6e eeuw: kloosterregels Benedictus van Nursia, later Benedictijnen (armoede, gehoorzaamheid aan abt, bidden en werken, onthouding)
Door schenkingen en inkopen door elite verwierven kloosters veel grond en kregen een rol in het beheer van domeinen
Grote rol in het onderwijs en bewaren en doorgeven klassieke erfgoed (boeken oudheid)
Slide 7 - Slide
R.K. Hierarchie (seculiere geestelijken)
Aan het hoofd de paus (opvolger apostel Petrus). Hij bepaalde het beleid
Daaronder de kardinalen (zij kiezen ook een nieuwe paus en geven advies)
Bisdommen: bisschoppen aan het hoofd van kerkelijke bestuursgebieden (overeenkomstig met wereldlijk bestuurd gebied)
Parochies: lokale geestelijken in dorpen
Slide 8 - Slide
Kerstening van Nederland
Rond 635 stichtte de Frankische koning Dagobert een kerk in Utrecht in omliggend heidens gebied
Pas met de komst van missionarris Willibrord uit Engeland in 690 werden meerdere christelijke leefgemeenschappen uitgezet
Vanuit Utrecht werden missionarissen opgeleid en uitgezonden (b.v: Bonifatius)
Het kersteningsproces verliep moeizaam, vooral tegen de Friezen (koning Radbod/Radboud/Redbad, gaf niet toe)
Waarschijnlijk stierf Radboud in 719 en viel zijn rijk daarna in handen van Karel Martel
Bonifatius werd in 754 bij Dokkum door een groep Friezen vermoord!
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
0
Slide 11 - Video
Begrippen
kerstening: anderen bekeren tot het christendom.
syncretisme: het verschijnsel dat mensen die een ander geloof aannemen, dit nieuwe geloof verbinden met hun eerdere overtuigingen en praktijken.
missionaris: geestelijke die mensen tot het christendom probeert te bekeren.
reguliere geestelijkenn: lid van een christelijke kloosterorde; monnik of non.
seculiere geestelijken: christelijke priester die onderdeel vormt van het kerkelijke bestuur, vanaf het laagste niveau (de pastoor in de parochie) tot aan de leider van de kerk, de paus.
hiërarchie: kerkelijke rangorde; tegenwoordig ook gebruikt voor een rangorde buiten de kerk.
parochie: kerkelijke gemeente op het laagste niveau, onder leiding van een pastoor; onderdeel van een bisdom.
Slide 12 - Slide
Zoek op internet het plot (verhaal) van de film Redbad uit 2018. Welke verbanden zie je met de lesstof?
Slide 13 - Open question
Leg uit wat wordt bedoeld met tweezwaardenleer. Waarom kwam deze leer niet voor in het Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk?
Slide 14 - Open question
Leg uit dat de bekering van Clovis een keerpunt was in de geschiedenis van het christendom
Clovis (466-511 n.C.) was de eerste koning der Franken die alle Frankische stammen verenigde onder één heerser.
Slide 15 - Open question
Leg uit dat de steun van Karel de Grote onmisbaar was in het bekeren van de Friezen en de Saksen
Karel was vanaf 768 n.C. koning der Franken en vanaf 25 december 800 keizer van het ‘middeleeuwse’ West-Romeinse Rijk. Het Frankische Rijk kreeg onder hem zijn grootste omvang.
Slide 16 - Open question
Noem 4 manieren waarop het christendom rekening hield met de heidense belevingswereld
Slide 17 - Open question
Lees de bron hiernaast. Waarom past het verhaal over Benedictus goed bij het kenmerkend aspect van deze paragraaf?