Spellen H 1.8

Spellen H 1.8
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Spellen H 1.8

Slide 1 - Slide

In deze paragraaf herhaal je:
hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spelt;
• hoe je deze leestekens goed gebruikt; punt, komma, uitroepteken, vraagteken.
In deze paragraaf leer je:
• hoe je aanhalingstekens goed gebruikt;
• tien dicteewoorden.

Slide 2 - Slide

PV Tegenwoordige tijd- herhaling!
Als je de persoonsvorm goed wilt schrijven, moet je weten wat de ik-vorm is. 

Voorbeeld:
Hele werkwoord = slapen
Ik vorm = slaap 

Slide 3 - Slide

1b Noteer de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

1 Ik (worden)  morgen veertien jaar.
2 (komen)  jij op mijn verjaardag?
3 Mijn moeder (beloven)  dat ze een taart (bakken).
4 Natuurlijk (hopen) ik dat het mijn lievelingstaart (worden).
5 Wanneer (worden) jij veertien jaar?







Slide 4 - Slide

Leestekens

Slide 5 - Slide

Aan de slag
Wat? Opdrachten H2 taalverzorging hoofdletters
en leestekens.
Hoe? Voor jezelf.



timer
15:00

Slide 6 - Slide

LEESTEKENS 


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 7 - Slide

Aanhalingstekens

Slide 8 - Slide

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens gebruik je als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt. Dit noem je ook wel een citaat.

Het citaat staat tussen de aanhalingstekens. Kijk maar: 
Maartje zegt: 'Hoe laat is het?'

Slide 9 - Slide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Loïs antwoordde: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 10 - Slide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens.


Loïs antwoordde: 'Ik vond die film erg goed.'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 11 - Slide

Leestekens

Slide 12 - Slide

Leestekens

Slide 13 - Slide

instructie 1.7
Als je de pv tegenwoordige tijd (pv tt) wilt spellen volg je deze regels:
  •  ik -> 
  • jij, u, hij, zij, het -> 
  • je, jij achter de pv en ond zin -> 
  • wij, jullie, zij (mv) -> 

Slide 14 - Slide