3H BME - les 2 Beeldspraak

Beeldspraak, stijlfiguren en poëzie
Welkom bij Nederlands

Je hebt nodig: een pen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Beeldspraak, stijlfiguren en poëzie
Welkom bij Nederlands

Je hebt nodig: een pen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les kun je:
  • Vertellen wat de stijlfiguren herhaling, opsomming, tegenstelling en eufemisme zijn.
  • Minimaal 2 voorbeelden geven bij de stijlfiguren: herhaling, opsomming, tegenstelling en eufemisme.
  • De stijlfiguren herhaling, opsomming, tegenstelling en eufemisme aanwijzen in een tekst.

Slide 2 - Slide

Programma
1. Reader + opdrachten doornemen 
2. Poëzie op straat + poëzie voordragen
2. Herhalen beeldspraak vorige les 
3. Theorie opsomming, tegenstelling, herhaling, eufemisme
4. Maken opdracht 6.2 uit de reader

Slide 3 - Slide

Reader
  • Neem de reader iedere les mee
  • De theorie moet je leren voor het SO
  • 6 opdrachten > inleveren via Classroom

Slide 4 - Slide

Poëzie op straat en poëzie voordragen
  • Poëzie op straat > meenemen naar de les 13/12
  • Poëzie voordragen > in groepjes tijdens de les (zie Magister)
  • Poëzie voordragen > gedicht inleveren via Classroom 4/12 

Slide 5 - Slide

Beeldspraak
Welke soorten ken je nog?

Slide 6 - Slide

Beeldspraak
  1. Vergelijking met als
  2. Vergelijking zonder als
  3. Metafoor 

Slide 7 - Slide

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.








Slide 8 - Slide

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft (vergelijking met als)


Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal (vergelijking zonder als)


Slide 9 - Slide

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.


Slide 10 - Slide

Voorbeelden metafoor

Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.


Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is.

Wat er precies een troep is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 11 - Slide

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik waarbij vergelijkingen een belangrijke rol spelen.

Stijlfiguren

'Trucjes' van de schrijver om de taal levendiger te maken of om indruk te maken op de lezer.

Slide 12 - Slide

STIJLFIGUREN
gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 13 - Slide

Herhaling
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.

Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 14 - Slide

opsomming


Voorbeelden:

  •  In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.
  • Merel houdt van aardbeien, kersen, frambozen en bessen.
  • De docent was sloom, saai en slaapverwekkend.

Slide 15 - Slide

tegenstelling

  • stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden
  • bepaalde eigenschap versterken of benadrukken
  • Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.
  • voorbeeld: vrienden door dik en dun


Slide 16 - Slide

Eufemisme
Een woord, zinsdeel of hele zin waarmee iets mooier of vriendelijker wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Het wordt gebruikt om de negatieve gevoelens te verbergen.

Bijvoorbeeld: 
Werkzoekend of baanloos – werkloos
Het kleinste kamertje - wc

Slide 17 - Slide

Aan de slag
Je kunt nu maken: opdracht 6.2 uit de reader. 
Inleveren via Classroom.

Klaar? Lezen in Latino King, maandag na de activiteitenweek moet je tot en met hoofdstuk 17 uit hebben!

Slide 18 - Slide