SE401_Voorbereiding

Heb je specifieke vragen? Of onderwerpen die je graag nog even behandeld ziet / hoort?
1 / 27
next
Slide 1: Open question
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Heb je specifieke vragen? Of onderwerpen die je graag nog even behandeld ziet / hoort?

Slide 1 - Open question

Mitochondriën
Ribosomen
Lysosomen
Ruw ER
Golgi-systeem
ATP-productie
Eiwitproductie op basis van RNA-code
Opruimers (bijv. autofagie)
Modificatie eiwitten tot eindproduct & afscheiding van blaasjes
Transport, membraansynthese, modificatie eiwitten

Slide 2 - Drag question

Wat is de naam van onderdeel 3?
A
Glad ER
B
Ruw ER
C
Golgi-systeem

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Aan mondingen van rivieren kan het bij vloed voorkomen dat zoetwaterplanten worden overspoeld met zeewater. Daardoor neemt de turgor van de cellen van deze planten af.
Waardoor wordt de daling van de turgor voornamelijk veroorzaakt?

Doordat de cellen van deze planten in zeewater
A
water opnemen
B
water verliezen
C
zouten afgeven
D
zouten opnemen

Slide 5 - Quiz

Bij welke van de in het diagram aangegeven suikerconcentraties is de turgor van de aardappelcellen het hoogst?

A
Bij concentratie P
B
Bij concentratie Q
C
Bij concentratie R
D
Bij concentratie S

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Jesslyn brengt rode bloedcellen in contact met traanvocht. Traanvocht heeft een lagere osmotische waarde.
Wat gebeurt er met de rode bloedcellen?
A
De rode bloedcellen blijven even groot
B
De rode bloedcellen krimpen
C
De rode bloedcellen zwellen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Op welke plaats vindt er een piek plaats in de LH-productie door de hypofyse?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 11 - Quiz

In welk orgaan vindt reductiedeling plaats? In welk orgaan vindt bevruchting plaats?
A
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in baarmoeder
B
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in eileider
C
Reductiedeling in eileider; bevruchting in eileider

Slide 12 - Quiz

Bij welke cijfers wordt er een hormoon geproduceerd dat invloed heeft op het baarmoederslijmvlies?
A
Alleen bij 1, 4, 5
B
Alleen bij 2, 3
C
Bij 1, 2, 3, 5

Slide 13 - Quiz

Op welke plaatsen vindt er remming plaats?
A
3, 5, 7
B
2, 6, 7
C
3, 5, 8, 9

Slide 14 - Quiz

Hoeveel chromatiden (DNA-strengen) zijn hier aanwezig?
A
1
B
2

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Waar vindt dit plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder

Slide 17 - Quiz

Bij welke combinatie komt het recessieve allel tot uiting in het fenotype?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 18 - Quiz

Muis 1 heeft zwarte haren. Bij muizen is het gen voor zwarte haren dominant over het gen voor witte haren. Muis 1 is homozygoot voor de haarkleur.

Welke genen heeft muis 1 voor de eigenschap haarkleur?
A
Twee allelen voor witte haren
B
Twee allelen voor zwarte haren
C
Een allel voor wit en allel voor zwart haar

Slide 19 - Quiz

Bij welke monohybride kruising zijn alle nakomelingen heterozygoot?
A
AA x aa
B
Aa x aa
C
Aa x Aa
D
AA x Aa

Slide 20 - Quiz

Bij welke monohybride kruising kun je een kind krijgen met een ander fenotype dan beide ouders?
A
AA x aa
B
Aa x aa
C
Aa x Aa
D
AA x Aa

Slide 21 - Quiz

Wat is het genotype van 4?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 22 - Quiz

Welke personen zijn homozygoot recessief?
A
Persoon 1 & 6
B
Persoon 4 & 5
C
Persoon 3 en 5

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste kruising tussen persoon 4 en 5?
A
AA x AA
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 24 - Quiz

Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 25 - Quiz

Welke persoon is homozygoot recessief?
A
Laura
B
Jasmijn
C
Monique

Slide 26 - Quiz

Wat is het genotype van 2?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Kun je niet weten met deze beschikbare gegevens

Slide 27 - Quiz