H28 Inkoopprijs verkopen, materialen en grondstoffen

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

H28 Inkoopprijs verkopen, materialen en grondstoffen 

Leerdoelen

• Je kunt de inkoopprijs verkopen, balanswaarde en brutowinst bepalen op basis van 3 verschillende voorraadwaarderingssystemen.

Opdracht bankjes

3 mogelijke uitkomsten

1. Oudste voorraad verkocht: FIFO = first in first out 
2. Jongste voorraad verkocht: LIFO = last in last out 
3.  Tegen gemiddelde inkoopprijs verkocht: VVP = vaste verrekenprijs

Vaste verrekenprijs

• Wordt altijd voorafgaand aan een periode begroot. De werkelijke gemiddelde inkoopprijs zal altijd afwijken van de begroting. 
• Aan het einde van de periode worden werkelijke winst en balanswaarde alsnog vastgesteld op basis van FIFO of LIFO.

Opgave 28.1 (FIFO)

• a) 600 x € 11 - (300 x € 7,30 + 200 x € 7,50 + 100 x € 7,60) = € 2.150
• b) 400 x € 7,60 + 300 x € 7,64 = € 5.332

Opgave 28.4 (LIFO) 

• a) 350 x € 9,95 - (200 x € 6,40 + 150 x € 6,20) = € 1.272,50
• b) 150 x € 6,20 = € 930

Opgave 28.2, 28.5 en 28.8  

Opgave 28.2

• a) 500 x € 4,50 - (400 x € 3 + 100 x € 3,20) = € 730
• b) 600 x € 4,50 - (200 x € 3,20 + 400 x € 3,30) = € 740 
• c) winst per artikel is hoger dan voor toekomstige verkopen te verwachten valt gezien stijgende inkoopprijs
• d) 300 x € 3,30 + 500 x € 3,35 = € 2.665 

Opgave 28.5

• a) 400 x € 35 - (200 x € 25,20 + 200 x € 25,40) + 600 x € 35 - (300 x € 25,10 + 300 x € 25,40) + 200 x € 35 - (200 x € 24,90) = € 11.750
• b) 300 x € 24,90 + 300 x € 25,80 = € 15.210

Opgave 28.8

• a) 2.800 x (€ 11,50 - € 7) = € 12.600
• b) 2.200 x € 7 = € 15.400
• c) 2.200 x € 5,90 = € 12.980
• d) 2.800 x (€ 11,50 - € 5,90) = € 15.680
• e) fifo levert hogere winst op doordat er is ingekocht tegen een lagere prijs van verwacht bij VVP, namelijk 2.800 x (€ 7 - € 5,90) = 3.080

Examenopgave 28.10   

Grond- en hulpstoffen en materialen

• Grondstoffen komen in het eindproduct. 
• Hulpstoffen zijn nodig voor de productie, maar komen niet in het eindproduct terug (olie, stoom, koelwater) 
• Materialen: bijvoorbeeld verpakkingen 

Bruto- en nettoverbruik grondstoffen

• Nettoverbruik = grondstoffen die in het product verwerkt zijn
  
  
• Nettoverbruik = brutoverbruik - afval
  
  
• Afval kan waarde hebben of juist kosten met zich meebrengen 

Opgave 28.11 + 28.13   

Klaar? Start met Zelftoets

Opgave 28.11

• 6/5 x 50 x € 7,50 / 100 = € 4,50

Opgave 28.12

• a) 6 x € 30 = € 180
• b) € 180 + 2 x € 3 = € 186
• c) € 180 - 2 x € 12 = € 156

Opgave 28.13