Klas 3 Fictie, Lezen en Grammatica

Klas 3
Fictie
Lezen
Grammatica
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Klas 3
Fictie
Lezen
Grammatica

Slide 1 - Slide


Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
A
Fictie
B
Grammatica
C
Lezen
D
Alle drie?

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Wat is de bedoeling van de Hackaton?
A
Talenten laten zien wie de beste hacker is.
B
Dat talenten data-oplossingen gaan ontwikkelen.
C
Talenten gaan heel lang computeren en gamen.
D
In Den Haag zijn veel tech-bedrijven.

Slide 5 - Quiz

Wat bedoelen ze met 'hacken voor een betere wereld'?
A
de hackers kunnen €15.000 winnen
B
de hackers zorgen ervoor dat er geen armoede meer is
C
de hackers hebben in ieder geval drie dagen onderdak
D
Ze kunnen oplossingen voor een betere wereld ontwikkelen

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is awareness?
A
het herkennen van nepmails, scams en foute websites
B
het maken van nepmails, scams en foute websites
C
het opsporen van nepmails, scams en foute websites
D
het melden van nepmails, scams en foute websites

Slide 8 - Quiz

Het bewust maken van dat ZE er nou eenmaal zijn... Wie zijn ZE?
A
die nepmails
B
de cybercriminelen
C
de protesterende boeren
D
iedereen

Slide 9 - Quiz

Wat heeft het Amsterdamse gamebedrijf Flavour ontwikkeld?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat houdt de Snapchat-campagne in?
A
Dat jongeren een leuke nieuwe lens hebben om uit te proberen
B
Dat jongeren overal hun spullen kunnen weggeven
C
Dat jongeren gewezen worden op de inleverbakken voor apparaten
D
Dat jongeren via een speciale lens e-waste producten herkennen

Slide 12 - Quiz

Leg in eigen woorden uit wat E-waste is.

Slide 13 - Open question

Waarom zou er een E-waste Day georganiseerd worden?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Bedenk een passende titel voor deze tekst:

Slide 16 - Open question

Wat toont een onderzoek aan over mobiele telefoon-gebruik?
A
Dat je gewend raakt aan sociale media
B
Dat je ADHD-verschijnselen krijgt bij veel gebruik
C
Dat je ADHD hebt als je een mobiele telefoon hebt
D
Dat mobiele telefoons ADHD verzwakken

Slide 17 - Quiz

In de tekst wordt al een symptoom van ADHD gegeven. Welke?
A
overdreven druk
B
heel erg gespannen
C
slechte concentratie
D
beweeglijk

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De professor reikt het diploma uit aan Sophie.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 21 - Open question

Ik geef mijn moeder een bos bloemen.
Wat is het mv?

Slide 22 - Open question

Duncan biedt hem een glaasje water aan. Wat is het mv?
A
Duncan
B
biedt aan
C
hem
D
een glaasje water

Slide 23 - Quiz

Wat is het mv?
De zus gunt haar broertje niet één snoepje.
A
de zus
B
gunt
C
haar broertje
D
één snoepje

Slide 24 - Quiz

Sjaak heeft een heel klein vuurtje aangestoken.
A
Sjaak
B
een heel klein vuurtje
C
geen mv
D
heeft aangestoken

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Maak van de 2 zinnen een samengestelde zin:
Ik doe de was.
Ik was in de sloot gevallen.

Slide 27 - Open question

Maak een samengestelde zin:
Ik eet chips.
Ik kijk naar een film op tv.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Schrijf het voegwoord op:
In de dagen erna had hij hoofdpijn, want de wond begon te ontsteken.

Slide 30 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?
Terwijl hij achter zijn PS5 zat, kon hij ook nog lezen.

Slide 31 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?
Mijn oma is 81 en ik ben 15.

Slide 32 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?
Omdat ik op de bank zat, moest de kat op de leuning.

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide