Präsens

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Gutenmorgen Klasse 1BK

Willkommen bei der Deutsch-Stunde

Das Programm für heute

- Wörter üben

- Wiederholung  Grammatik

- Weiter ins Arbeitsbuch

Leerdoel: Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen

(tegenwoordige tijd=das Präsens)

Het werkwoord in het Duits

Hoe zat het ook alweer met de persoonlijke voornaamwoorden?

ich

er

du

man

sie

wir

ihr

Sie

jij

ik

wij

hij

zij

U

jullie

men

Schwache Verben

zijn zwak -> te zwak om te veranderen.

De stam (ww min -en) blijft gelijk

ik fiets- ik fietste (zwak ww)

ik loop- ik liep (sterk ww)

Drie categorieën zwakke werkwoorden

1. Gewone zwakke werkwoorden

de reguliere uitgangen

Het zwakke werkwoord krijgt normaal deze uitgangen:

ich stam+ e

du stam+ st

er,sie,es man stam +t

wir stam +en

ihr stam+ t

sie, Sie stam+ en

'Gewone' zwakke werkwoorden

ich                       mache

du                        machst

er/sie/es           macht

wir                       machen

ihr                        macht

sie/Sie               machen

Ergänze das Verb mit der richtigen Endung.

Hoe maak je de stam van een werkwoord?

1. Door het werkwoord in twee te delen
2. Door -en toe te voegen
3. Door -en eraf te halen
4. Door de ik-vorm te maken

Welk ezelsbruggetje helpt je om de het persoonlijke voornaamwoorden te te houden?

1. Door jezelf af te vragen wie, wat, waar enz.
2. IDEWIS
3. Door er der, die of das voor te zetten
4. Door bij je buurman te kijken

Welk ezelsbruggetje helpt je om de uitgangen van de regelmatige werkwoorden te onthouden?

1. Feesttent
2. Feestent
3. Feesttenten
4. Feesttentje

Ihr (parken) zuerst das Auto.

1. parkt
2. parket
3. parkiert
4. parkst

er (kaufen)

1. kaufest
2. kauft
3. kaufet

(Gehen) du mit ins Kino?

Mit wem (reisen) du nach Hamburg?

1. reisen
2. reisst
3. reist
4. reisest

Vervoeg: du .... (tanzen)

Vervoeg: ich.... (machen)

Vervoeg: das Mädchen.... (spielen)

Ich ___ (denken) an dich.

Arbeitsbuch Seite 112

Machen:

Aufgabe 18 A-B-C

Aufgabe 19 und 20 auf Seite 113

Hausaufgaben für die nächste Stunde

Bis nächste Woche