Spelling (cursus 7) par. 1: hoofdletters en leestekens

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo

Slide 1 - Slide

Cursus 7. Spelling
Wat doen we en waar staat dat?
1. Hoofdletters en leestekens (blz. 244)
4. Verkleinwoorden (blz. 251)
10. Voltooid en onvoltooid deelwoord (blz. 258)
11. Werkwoordsvormen en - tijden (blz. 260)

Slide 2 - Slide

Waar zijn we?

Cursus 7: Spelling
Paragraaf 1
Hoofdletters en leestekens
Blz. 244

Slide 3 - Slide

Programma
- Leerdoelen
- Uitleg hoofdletters en leestekens
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Ik kan:
  • hoofdletters in zinnen op de juiste manier gebruiken.
  • punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.
  • hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
  • komma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 5 - Slide

Terugblik
1. Volgens mij is jouw neefje ___ (stout) ___ (als/dan) ___ (jij/jou).
2. Sommige ouderen zijn een beetje eenzaam, daarom hebben wij ___ massaal brieven gestuurd. 
3. De regering heeft ___ beleid moeten aanpassen de laatste weken.
4. Veel koeien lopen buiten in de wei, daar zijn ___ vast blij mee.
 

Slide 6 - Slide

Terugblik
1. Volgens mij is jouw neefje stouter dan jij.
2. Sommige ouderen zijn een beetje eenzaam, daarom hebben wij hun/aan hen massaal brieven gestuurd. 
3. De regering heeft haar beleid moeten aanpassen de laatste weken.
4. Veel koeien lopen buiten in de wei, daar zijn ze vast blij mee.
 

Slide 7 - Slide

Par. 1 - Hoofdletters en leestekens 
De basis:
  • Begin iedere zin met een hoofdletter.
  • Schrijf (plaats)namen en merken met een hoofdletter.
  • Begrenzen: Eindig iedere zin met een leesteken. [- . - , - ! - ? ]
  • Gebruik alinea's 
 

Slide 8 - Slide

Opdracht
Lees de tekst. 
  1. Let op het gebruik van hoofdletters: welke woordsoorten hebben hoofdletters?
  2. Let op leestekens (. , ? ! '..' en hoe ze worden gebruikt ) 

Slide 9 - Slide

HOOFDLETTERS (7.1)
  • Start iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen  (plaatsnamen, eigennamen, merknamen) (Heineken, Rotterdam, José)
  • Feestdagen  (Kerst, Suikerfeest)

  • LET OP! Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter. >> maandag, augustus, lente, oosten.  

Slide 10 - Slide

Voorbeelden
Vorig jaar ging ik met Sophie naar Parijs. 
Die stad ligt in Frankrijk. 
Ik ben in maart in het westen van Duitsland geweest.
Op zaterdag gaan we altijd naar de markt. 

Slide 11 - Slide

Leestekens (7.1)
  • Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of uitroepteken.
  • Na een gewone zin.
  • Vraag: eindig met ?
  • Extra nadruk: eindig met !

Slide 12 - Slide

Leestekens (7.1)
Regels gebruik komma:
🡪 Gebruik een komma om een zin beter leesbaar te maken.
       - Tussen twee persoonsvormen; 
       - Tussen de delen van een opsomming;
       - Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin;
       - Voor voegwoorden, zoals maar, doordat, nadat, omdat,                   terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Slide 13 - Slide

Komma's (7.1)
Voorbeelden:
- Wanneer zij zingt, krijg ik kippenvel. (tussen twee pv's)
- Ik houd van honden, katten, kippen en vissen. (opsomming)
- Sanne, laat jij even de hond uit? (na een naam)
- Ik kwam te laat op school, omdat ik een lekke band had. (voegwoord)
Gebruik geen komma voor en en of.

Slide 14 - Slide

Wat zijn vraagwoorden?

Slide 15 - Open question

Wat is de functie van een uitroepteken?
A
De zin vragend maken
B
De zin extra nadruk geven
C
De zin uitschreeuwen
D
De zin fluisteren

Slide 16 - Quiz

voorbeeld
de heer van der boom gaat met een oude volvo naar zijn werk op schiphol

Slide 17 - Slide

Voorbeelden
  1. De heer van der Boom gaat met een oude Volvo naar zijn werk op Schiphol.
  2. Gaat de heer van der Boom met de auto naar Schiphol?
  3. Vliegen en autorijden? Dat is slecht voor het klimaat!

Slide 18 - Slide

Zelf aan de slag!

  1. Wat? Cursus 7. Spelling. Paragraaf 1 'Hoofdletters en leestekens.'
  2. Welke blz.? 244-245
  3. Welke opdracht(en)? 1, 2, 3, 4 in de les. Huiswerk: 1 t/m 6. 
  4. Hoe? Zelfstandig.  
  5. Tijd? 10 minuten. 
  6. Hierna? Klassikaal nabespreken. Ik geef leerlingen een beurt.
  7. Hulpmiddelen? Lesboek en schrift. Geen laptop!
  8. Klaar? Ga lezen of ga verder met paragraaf 4 (blz 251.)






Slide 19 - Slide

Leerdoelen
Ik kan:
  • hoofdletters in zinnen op de juiste manier gebruiken.
  • punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.
  • hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken.
  • komma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 20 - Slide

Volgende les
Cursus 7 Spelling: paragraaf 4
verkleinwoorden 
blz. 251.

Slide 21 - Slide