H5 WA Hfst 13 paragraaf 2

1 / 16
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning van de les
  • Terugblik naar de leerdoelen van de vorige les
  • Uitleg leerdoelen deze les
  • Werken aan je huiswerk en eventuele vragen stellen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen van de vorige les
  • Ik kan absolute gegevens omzetten naar relatieve gegevens (percenteren).

Slide 3 - Slide

Hoeveel procent van de mannen heeft een bruto maandsalaris tussen de 1500 en 3000 euro?
A
67%
B
24%
C
55%
D
45%

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen van deze les
  • Ik kan statische variabelen onderverdelen in kwantitatieve of kwalitatieve variabelen.
  • Ik kan kwantitatieve variabelen onderverdelen in continue of discrete variabelen. 
  • Ik kwalitatieve variabelen onderverdelen in nominale of ordinale variabelen.


Slide 5 - Slide

Kwantitatief of kwalitatief
Kwantitatief:
- Vaak getallen (kwantiteit betekent hoeveelheid)
- Kun je mee rekenen, gemiddelde betekend iets

Kwalitatief:
- Vaak woorden
- Kun je niet mee rekenen

Slide 6 - Slide

Geef een vb van een kwantitatieve statistische variabele

Slide 7 - Mind map

Geef een vb van een kwalitatieve statistische variabele

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Slide

Continu of discreet
Kwantitatieve variabelen kunnen continu of discreet zijn. 

Een continue variabele kan alle waarden op een interval aannemen. Je kunt de mogelijke waarden van een continue variabele voorstellen door een aaneengesloten (continue) lijn. Bijvoorbeeld lichaamslengte.

Een discrete variabele neemt alleen bepaalde waarden aan. De mogelijke waarden van een discrete variabele kun je voorstellen met losse punten. bijvoorbeeld rapportcijfers. 

Slide 10 - Slide

In opgave 6 kwamen de onderstaande kwantitatieve statistische variabelen voor. Bepaal of ze continu of discreet zijn.
Continu
Discreet
Temperatuur
Aantal kinderen

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

Ordinaal of nominaal
Kwalitatieve variabelen kunnen ordinaal of nominaal zijn. 

Bij ordinale variabelen kun je een logische volgorde vastleggen, bijvoorbeeld van klein naar groot of de kledingmaten s/m/l/xl.

Bij nominale variabelen kun je geen logische volgorde vastleggen, bijvoorbeeld haarkleur of automerk.

Slide 13 - Slide

In opgave 9 kwamen de onderstaande kwalitatieve statistische variabelen voor. Bepaal of ze ordinaal of nominaal zijn.
Ordinaal
Nominaal
Geslacht
Beoordeling

Slide 14 - Drag question

Waarom moet je dit weten?
Bij de komende 2 paragrafen gaan we groepen vergelijken. 
Weet je om wat voor variabele het gaat, dan weet je hoe je het kunt aanpakken.  

Slide 15 - Slide

huiswerk voor de volgende les:
Zorg dat je de volgende leerdoelen beheerst:
  • Ik kan statische variabelen onderverdelen in kwantitatieve of kwalitatieve variabelen.
  • Ik kan kwantitatieve variabelen onderverdelen in continue of discrete variabelen.
  • Ik kwalitatieve variabelen onderverdelen in nominale of ordinale variabelen.
Maak hiervoor opgave 10 t/m 13 van paragraaf 13.2 (kijk je hw ook na!)

Slide 16 - Slide