Spelling (cursus 7) paragraaf 11: werkwoordsvormen en werkwoordstijden

Startopdracht: (on)voltooid deelwoord
  1. Zij werd op straat ... (herkennen). 
  2. Zijn zusje wordt enorm ... (verwennen). Het ... (verwennen) zusje.
  3. De klas werd in 5 groepen ... (verdelen). De ... (verdelen) groepen. 
  4. Ze hebben samen eerst de route ... (verkennen). De ... (verkennen) route.
  5. Werd hij niet op zijn woord ... (geloven)? 
  6. Ze had zich in de straat ... (vergissen). 
  7. Zij werden van fraude ... (beschuldigen).  De .... (beschuldigen) man.
  8. (Spelen) Het ... kind.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Startopdracht: (on)voltooid deelwoord
  1. Zij werd op straat ... (herkennen). 
  2. Zijn zusje wordt enorm ... (verwennen). Het ... (verwennen) zusje.
  3. De klas werd in 5 groepen ... (verdelen). De ... (verdelen) groepen. 
  4. Ze hebben samen eerst de route ... (verkennen). De ... (verkennen) route.
  5. Werd hij niet op zijn woord ... (geloven)? 
  6. Ze had zich in de straat ... (vergissen). 
  7. Zij werden van fraude ... (beschuldigen).  De .... (beschuldigen) man.
  8. (Spelen) Het ... kind.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Nakijken
Cursus 7 paragraaf 10
opdracht 5.1 en 5.2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welkom bij Nederlands
Werkwoordspelling 
Brugklas havo/vwo

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Programma
- Leerdoelen
- Uitleg werkwoordsvormen en -tijden
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Cursus 7. Spelling
Wat doen we en waar staat dat?
1. Hoofdletters en leestekens (blz. 244)
4. Verkleinwoorden (blz. 251)
10. Voltooid en onvoltooid deelwoord (blz. 258)
11. Werkwoordsvormen en - tijden (blz. 260)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Ik kan werkwoordsvormen en werkwoordstijden herkennen en gebruiken.

Handig: Schema werkwoordspelling in je boek op blz. 290 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waar zijn we?

Cursus 7: Spelling
Werkwoorden
Paragraaf 11
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Blz. 260-261

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Spelling (par. 11): werkwoordsvormen en - tijden
werkwoordsvormen en werkwoordstijden 


ww-vormen
ww-tijden
- infinitief
- pvtt 
- pvvt
- vd
- od (bn)

- onvoltooid tegenwoordige tijd
- onvoltooid verleden tijd
- voltooid tegenwoordige tijd
- voltooid verleden tijd

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

werkwoordsvormen 
infinitief (fietsen)
pvtt (fiets/fietst etc....)
pvvt (fietste, fietsten etc....)
vd (gefietst)
od (bn) (fietsend)

(blz.260)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

werkwoordstijden
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) surft
onvoltooid verleden tijd (ovt) surfte
voltooid tegenwoordige tijd (vtt) heeft gesurft
voltooid verleden tijd (vvt) had gesurft

zie boek blz. 260 voor voorbeelden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

ott
Els kijkt 
Sam arriveert
ovt
Els keek
Sam arriveerde
vtt
Els heeft gekeken
Sam is gearriveerd
vvt
Els had gekeken
Sam was gearriveerd

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

werkwoorden oefenen
  1. Je (worden) ____ zaterdag om 17:00 uur verwacht.
  2. Heb jij gisteren het bericht van het hotel ________ (beantwoorden)?
  3. Ik (schudden) _______ tijdens de test vorige week de antwoorden heus niet zomaar uit mijn mouw.
  4. Bij 'Wie is de Mol' wordt vaak vals ____________ (spelen).
  5. Wie heeft gisteren jouw broek  ____________ (verstellen)? 
  6. Hopelijk (gebeuren) _____zoiets vervelends nooit meer!
  7. Een verkeersongeluk op de snelweg (leiden) _______ gisterenavond tot lange files.
8. Men (vermoeden) ________fraude bij de verkiezingen.

1 In de zomer plonzen de dorpsjongeren dagelijks in het kanaal.
2 Dit kledingbedrijf verzendt zijn online verkopen nog dezelfde dag.
3 Dit voorjaar bloeit de magnolia net zo mooi als vorig jaar.
4 Braadt je moeder de gehaktballetjes met veel knoflook en ui?
5 Tot ergernis van de leerlingen verschuift de docent steeds weer de toetsdatum.
6 Met zonnebrandcrème behoed je jezelf voor een verbrande huid.
7 Appen in de nacht bevordert je nachtrust normaal gesproken niet.
8 De brandweer duldt geen nieuwsgierige omstanders tijdens het blussen.


timer
5:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Bestudeer het schema werkwoordspelling (5) op blz. 290 samen met je buurman/-vrouw. Gebruik voorbeelden.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

ott
Els kijkt 
Sam arriveert
ovt
Els keek
Sam arriveerde
vtt
Els heeft gekeken
Sam is gearriveerd
vvt
Els had gekeken
Sam was gearriveerd

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan de slag!

  1. Waar zijn we? Cursus 7. Spelling. Paragraaf 11 werkwoordsvormen en werkwoordstijden
  2. Wat doe ik? Opdracht 1 t/m 3.
  3. Hoe? Zelfstandig. Overleggen mag. 
  4. Tijd? 10 minuten. 
  5. Hierna? Klassikaal nabespreken.  
  6. Hulpmiddelen? Lesboek en schrift. Geen laptop!
  7. Klaar? Ga verder met opdracht 4 t/m 6.






Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie leerdoelen
Ik kan werkwoordsvormen en werkwoordstijden 
herkennen en gebruiken.

Handig: schema werkwoordspelling bij 'Handig' in je boek op blz. 290 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je geleerd?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Maak je eigen mindmap werkwoordspelling

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Goed of fout? Corrigeer indien nodig.
1. Mevrouw Hofman verraad haar leeftijd liever niet aan onbekenden.
2. Je word met je date verwacht op het galafeest.
3. Beantwoord je zo snel mogelijk mijn appje over onze afspraak?
4. Ik schudt de antwoorden heus niet zomaar uit mijn mouw.
5. Sinds wanneer bekleed je oom een andere functie bij de bank?
6. Hopelijk gebeurd zoiets vervelends nooit meer!
7. Een verkeersongeluk op de snelweg leidt dikwijls tot lange files.
8. Men vermoedt fraude bij de gemeenteraadsverkiezingen.

1 In de zomer plonzen de dorpsjongeren dagelijks in het kanaal.
2 Dit kledingbedrijf verzendt zijn online verkopen nog dezelfde dag.
3 Dit voorjaar bloeit de magnolia net zo mooi als vorig jaar.
4 Braadt je moeder de gehaktballetjes met veel knoflook en ui?
5 Tot ergernis van de leerlingen verschuift de docent steeds weer de toetsdatum.
6 Met zonnebrandcrème behoed je jezelf voor een verbrande huid.
7 Appen in de nacht bevordert je nachtrust normaal gesproken niet.
8 De brandweer duldt geen nieuwsgierige omstanders tijdens het blussen.


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

oefenen: werkwoordspelling mix
1. Marius heeft gisteren onder de kastanjebomen (lunchen) _______ .
2. De menukaart _______ (zijn) gisteren ________ (aanpassen) aan het nieuwe seizoen. 
3. De verkoper van het nieuwe bed (geven) ______ dikwijls 10% korting. 
4. Gelukkig  _______ de donkere wolken snel weer ____ (overdrijven).
5. Meestal  ______ (uitbesteden) Vince vervelende klusjes aan zijn zusje _____.
6. Omdat zijn moeder het ____ (vragen), _______ (hebben) Omar zijn kamer (stofzuigen)_______.
7. Ruth (peinzen) _______ er niet over om make-up te gebruiken.
8. __________(overdrijven) Veerle vorig weekend haar prestaties bij de turnwedstrijden niet?

Slide 20 - Slide

nakijken met je buurman
Volgende les
Voorbereiden muurkrant en presentaties!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions