H4 Communicatie 2 en 3 Onderwerp, hoofdgedachte en tekstsoorten
Welkom
h4b!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
h4b!
Slide 1 - Slide
Programma
Communicatie 2: onderwerp en hoofdgedachte
Communicatie 3: tekstsoorten
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Slide
Communicatie 2 en 3
Doelen:
Je oefent met het herkennen van het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
Je oefent met het herkennen en effectief inzetten van tekstsoorten.
Slide 3 - Slide
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord of woordgroep waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 5 - Quiz
Wat is een hoofdgedachte van een tekst?
A
gedachte uit je hoofd
B
het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt in de tekst
C
samenvatting van een tekst
D
één zin in de tekst
Slide 6 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
Wat is de hoofdgedachte?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.
Slide 7 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
A
Door alle inspanningen van de gemeente wordt Zwolle gezien als een fietsstad.
B
Door het aanleggen van fietsstraten denkt de gemeente Zwolle dat de binnenstad verkeersveiliger wordt.
C
Een fietsstraat is een straat die ingericht is als een soort fietspad waar ook auto’s op mogen rijden.
D
Door de fietsstraten zijn de belangrijke fietsroutes voor fietsers en automobilisten beter herkenbaar.
Slide 8 - Quiz
Welke tekstsoort hoort niet in het rijtje thuis?
A
discussiestuk
B
betoog
C
beschouwing
D
uiteenzetting
Slide 9 - Quiz
Noem een voorbeeld van een amuserende tekst.
Slide 10 - Mind map
Noem een voorbeeld van een activerende tekst.
Slide 11 - Mind map
Waar of niet waar? Een activerende tekst lijkt op een overtuigende tekst, maar het gaat een stapje verder: de schrijver wil niet alleen dat je het met hem/haar eens bent, hij/zij wil ook dat je iets (niet) gaat DOEN.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
In welke tekstsoort staan voornamelijk feiten?
A
overtuigende tekst
B
beschouwende tekst
C
activerende tekst
D
informerende tekst
Slide 13 - Quiz
amuserende tekst
overtuigende tekst
activerende tekst
Slide 14 - Drag question
Welke vijf tekstdoelen ken je/moet je kennen?
Slide 15 - Mind map
Welke vijf tekstdoelen heb je in klas 1 geleerd?
Slide 16 - Open question
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 17 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
beschouwen
Slide 18 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
beschouwen
Slide 19 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 20 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 21 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
beschouwen
C
activeren
D
overtuigen
Slide 22 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 23 - Quiz
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 24 - Quiz
Huiswerkopdrachten maken
Maak opdracht 10 t/m 15 op pagina 36-37 en opdracht 11 t/m 17 op pagina 40-41 van je oefenboek.
Je krijgt voor deze opdrachten de rest van de les de tijd.
Deze opdrachten zijn huiswerk voor volgende les.
Slide 25 - Slide
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 9 oktober
Huiswerk: maken opdr. 10 t/m 15 (p. 36-37) & opdr. 11 t/m 17 (p. 40-41) + leren deze LessonUp en p. 56-59 (hoofdboek)