1.3 Het parlement wordt echt de baas in Nederland

De grondwet van 1848.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De grondwet van 1848.

Slide 1 - Slide

planning. 
- korte herhaling 1.1 en 1.2 
- 1.3 Het parlement wordt echt de baas in Nederland. 
- 2.1 Tweede Kamerverkiezingen in 1848 (optioneel). 
- Test jezelf maken. 

Slide 2 - Slide

Herhaling.

Slide 3 - Slide

Herhaling.
Een nieuwe liberale grondwet: 
- Grondrechten volk (vrijheid van meningsuiting,
vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs). 
- koning onschendbaar (ministers verantwoordelijk). 
- ministeriële verantwoordelijkheid (werk en uitgaven geld). 
- Elke 4 jaar verkiezingen Tweede Kamer. 
- Eerste Kamer indirect gekozen (Provinciale Staten kiezen de Eerste Kamer). 

Grote verschil voor nieuwe grondwet = koning verliest bijna alle macht! 

Slide 4 - Slide

1.3 Het parlement wordt echt de baas in Nederland. 
NL vanaf 1848: Parlementaire democratie (burgers kiezen volksvertegenwoordigers). 
- Parlement = Eerste Kamer en Tweede Kamer. 




Slide 5 - Slide

1.3 Het parlement wordt echt de baas in Nederland. 
De Luxemburgse kwestie.
- Ruzie tussen parlement en Willem III. 
- Willem III wilde Luxemburg verkopen, 
zonder overleg parlement. 
- Koning onschendbaar => ministers moesten weg.
- Koning steunde ministers => parlement moest weg. 
- Nieuw parlement niet eens met koning en ministers => ministers weg. 
- Parlement nu echt de baas in NL. 

Slide 6 - Slide

2.1 Ongelijkheid en emancipatie. 
- Kiesrecht na 1848 = censuskiesrecht. 
- 11% van mannelijke bevolking.
- Stemden op Liberalen. 
- Liberalen (vrijheid). 
overheid zorgt voor orde en  
veiligheid. 
economie zo vrij mogelijk blijven.  

Slide 7 - Slide

2.1 Tweede Kamerverkiezingen in 1848.
- Rond 1880: leden uit lagere klassen in het parlement. 
- Weggepest door andere parlementsleden. 
- Schreven stukken voor het volk uit de lagere klassen.
- Grote invloed op ontstaan socialisme.  


Slide 8 - Slide

2.1 Tweede Kamerverkiezingen in 1848. 
Districtenstelsel
- Tot 1917: 100 districten en 100 zetels. 
- 1 vertegenwoordiger per district. 
- Meerderheid telt. 



Slide 9 - Slide

2.1 Tweede Kamerverkiezingen in 1848
Evenredige vertegenwoordiging.
kiesdeler (formule = aantal geldige stemmen : aantal zetels). 
Alle stemmen tellen mee. 
voorbeeld: 
3.000.000 stemmen : 100 = 30.000 = kiesdeler. 
VVD haalt 900.000 : 30.000 = 30 zetels van de 100. 



Slide 10 - Slide

2.1 Tweede Kamerverkiezingen in 1848 
Verschil: 
Districtenstelsel: 
- minderheid heeft pech. 
- per gebied stemmen.  
- minder partijen. 
Evenredige vertegenwoordiging: 
- elke stem telt. 
- niet per gebied. 
- meer partijen. 


Slide 11 - Slide

Welk woord past bij Liberalisme?
A
Vrijheid
B
Monarchie
C
Gelijkheid
D
Democratie

Slide 12 - Quiz

Wie is dit?
A
Koning Willem III
B
Koning Willem II
C
Koning Willem I

Slide 13 - Quiz

Wie vormen het parlement?
A
Staatshoofd en kabinet
B
Eerste en Tweede Kamer.
C
De ministers.
D
Provinciale staten.

Slide 14 - Quiz

Welk gevolg had de Luxemburgse kwestie voor de macht in Nederland?
A
Koning Willem III greep de volledige macht.
B
De macht lag bij de ministers, omdat het parlement ontslagen werd.
C
De koning accepteerde dat de macht bij het parlement lag.

Slide 15 - Quiz

Vanaf 1848 is Nederland een echte democratie?
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 16 - Quiz

Bij welk systeem kunnen meer kleine partijen in de Tweede Kamer komen?
A
Districtenstelsel.
B
Evenredige vertegenwoordiging.

Slide 17 - Quiz

Welke landen hebben nu nog steeds een districtenstelsel?
A
VS
B
Engeland
C
België
D
Nederland

Slide 18 - Quiz

Hoeveel districten had Nederland in 1907?
A
125
B
150
C
175
D
100

Slide 19 - Quiz