What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3H U5 A 1 t/m 7
Herhaling Un 2 - Appr 1 t/m 7:
Apprendre 3, het werkwoord 'savoir'
Apprendre 1, 2, 4 en 6, woorden
Apprendre 7, zinnen
Apprendre 5, de futur
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling Un 2 - Appr 1 t/m 7:
Apprendre 3, het werkwoord 'savoir'
Apprendre 1, 2, 4 en 6, woorden
Apprendre 7, zinnen
Apprendre 5, de futur
Slide 1 - Slide
Apprendre 3, het werkwoord 'savoir'
in de présent, de passé composé en de imparfait.
Slide 2 - Slide
Sleep Frans naar Nederlands
hij wist
zij hebben geweten
ik weet
jij hebt geweten
wij wisten
jullie weten
vous savez
ils ont su
il savait
nous savions
tu as su
je sais
Slide 3 - Drag question
Ik weet dat het niet gemakkelijk zal zijn.
A
Je savais que ça ne va pas être facile.
B
Je sais que ça ne va pas être facile.
C
Je saurai que ça ne va pas être facile.
D
J'ai su que ça ne va pas être facile.
Slide 4 - Quiz
Hij heeft nooit geweten dat Lisa een zus had.
A
Il ne savait jamais que Lisa avait une soeur.
B
Il n'a jamais su que Lisa avait une soeur.
C
Il ne sait jamais que Lisa avait une soeur.
D
Il ne saura jamais que Lisa avait une soeur.
Slide 5 - Quiz
Zij wisten dat hij 18 jaar was.
A
Elles ont su qu'il avait 18 ans.
B
Elles sauront qu'il avait 18 ans.
C
Elles savent qu'il avait 18 ans.
D
Elles savaient qu'il avait 18 ans.
Slide 6 - Quiz
Kan zij voetballen?
A
Elle saura jouer au foot ?
B
Elle savait jouer au foot ?
C
Elle sait jouer au foot ?
D
Elle a su jouer au foot ?
Slide 7 - Quiz
Wij wisten niet dat hij er was.
A
Nous ne savions pas qu'il était présent.
B
Nous ne savons pas qu'il était présent.
C
Nous ne saurons pas qu'il était présent.
D
Nous n'avons pas su qu'il était présent.
Slide 8 - Quiz
Apprendre 1, 2, 4 en 6, vertaal de woorden
Slide 9 - Slide
vertaal F-N:
la langue maternelle
Slide 10 - Open question
vertaal F-N:
l'étranger
Slide 11 - Open question
Vertaal F-N:
l'entreprise
Slide 12 - Open question
vertaal F-N:
l'opportunité
Slide 13 - Open question
vertaal F-N:
la famille d'accueil
Slide 14 - Open question
vertaal F-N:
il me manque
Slide 15 - Open question
vertaal F-N:
épeler
Slide 16 - Open question
vertaal F-N:
l'ascenseur
Slide 17 - Open question
vertaal F-N:
le couloir
Slide 18 - Open question
vertaal F-N:
la récré
Slide 19 - Open question
vertaal F-N:
réfléchir
Slide 20 - Open question
vertaal N-F:
het eindexamen
Slide 21 - Open question
vertaal N-F:
leren
Slide 22 - Open question
vertaal N-F:
de droom
Slide 23 - Open question
vertaal N-F:
zich redden
Slide 24 - Open question
vertaal N-F:
voldoende
Slide 25 - Open question
vertaal N-F:
het woord voeren
Slide 26 - Open question
vertaal N-F:
de sleutel
Slide 27 - Open question
vertaal N-F:
een jaar geleden
Slide 28 - Open question
vertaal N-F:
in het begin
Slide 29 - Open question
vertaal N-F:
de keuze
Slide 30 - Open question
vertaal N-F:
later
Slide 31 - Open question
Apprendre 7, de zinnen.
Gebruik netjes een hoofdletter en een punt.
Slide 32 - Slide
Vertaal F-N:
Cette année je dois choisir une filière.
Slide 33 - Open question
Vertaal F-N:
Je laisse tomber l'allemand.
Slide 34 - Open question
Vertaal N-F:
Ik wil architect worden.
Slide 35 - Open question
Vertaal N-F:
Ik weet het nog niet.
Slide 36 - Open question
Apprendre 5, de futur
Slide 37 - Slide
Sleep Frans naar Nederlands
ik zal vertrekken
jij zal vertrekken
hij/zij zal vertrekken
wij zullen vertrekken
jullie zullen vertrekken
zij zullen vertrekken
ils/elles partiront
tu partiras
je partirai
vous partirez
nous partirons
il/elle partira
Slide 38 - Drag question
Sleep het vervoegde werkwoord naar het hele werkwoord toe.
avoir
venir
voir (zien)
faire
être
aller
vous aurez
il viendra
tu verras
nous ferons
je serai
ils iront
Slide 39 - Drag question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur, je hoeft alleen het werkwoord in te vullen.
Ils ont un grand chien. (avoir)
Slide 40 - Open question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur:
Mes parents ne parlent jamais français. (parler)
Slide 41 - Open question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur:
Laura déménage l'année prochaine. (déménager)
Slide 42 - Open question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur:
Tu vas à l'école à pied ? (aller)
Slide 43 - Open question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur:
Mes parents ont 40 ans. (avoir)
Slide 44 - Open question
Zet van de volgende zin het werkwoord in de futur:
Madame, vous êtes heureuse ? (être)
Slide 45 - Open question
Fini !
Slide 46 - Slide
More lessons like this
VP3A HW oefenen U2 A 1 t/m 7
November 2021
- Lesson with
52 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Futur simple
February 2021
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
aller, faire, savoir
October 2021
- Lesson with
16 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
h3b week 43
October 2023
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
U3 les 2
19 days ago
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
week 39
September 2024
- Lesson with
51 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
h3 week 43
October 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
ch 2 cours 3 27 11 (V3B)
November 2023
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3