Werkwoordelijk deel: alle werkwoorden uit de zin koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, dunken, voorkomen naamwoordelijk deel: [eigenschap]
Slide 14 - Slide
Opdracht 1
1. PV noteren 2. doen of zijn?
a) Merel is in het weekend weleens dj op bruiloftsfeesten. b) In het Lingebos vind je veel bijzondere paddenstoelen. c) Tijdens de laatste voetbalwedstrijd heeft niemand een doelpunt gescoord.
d) Bryant zal altijd de beste vriend van Wouter blijven.
Slide 15 - Slide
Aan de slag
Naamwoordelijk gezegde
1. Doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets?