Signaalwoorden reden en tegenstelling (Sara)

Signaalwoorden reden en tegenstelling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Signaalwoorden reden en tegenstelling

Slide 1 - Slide

1)  Schriftje op tafel
2) Pen op tafel
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:
Laptop in de tas 

Slide 2 - Slide

  • Ik kan aangeven wat signaalwoorden betekenen, zodat ik de    tekst beter begrijp en onthoud.
  • Ik kan signaalwoorden benoemen in een tekst. 
  • Ik kan uitleggen of het een redengevend tekstverband of een tegenstellend verband aan.
     Terugblik
               Lesdoelen

Slide 3 - Slide

  1. Uitleg signaalwoorden (tekstverbanden reden en tegenstelling) 
  2. Opdrachten maken (3 opdrachten maken in de les)
  3. Video kijken over Keti Koti
  4. Mening geven +argument over een stelling. 


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 4 - Slide

nnen herkennen?
  1. Ze geven een verband aan tussen 2 zinnen.                                                                                                                
  2. Ze geven een signaal, een seintje, een teken. Het is een signaal dat er iets belangrijks volgt.                    
  3. Vaak plak je met een signaalwoord 2 zinnen aan elkaar.                                                                          Bijvoorbeeld:                                                                                                                                                                     Ik ga naar school. Ik heb geen zin.                                Ik ga naar school, maar ik heb geen zin.      Het woord ‘maar’ is een signaalwoord en geeft een tegenstelling aan.

         Wat zijn signaalwoorden? (herhaling)

Slide 5 - Slide

  • Omdat je een tekst dan beter begrijpt.
  • Wanneer je een signaalwoord herkent in de tekst, ga je de tekst beter begrijpen.                                                                                                                                        Je ziet bijvoorbeeld het signaalwoord ‘omdat’ en je weet: er komt nu een uitleg. 

         Waarom is het belangrijk om signaalwoorden te kunnen herkennen?

Slide 6 - Slide

Aan de slag! 
timer
10:00
Wat?
Hoe?
Wie?
Hulp?
Tijd?
Klaar?
Opdracht 1, 2 en 3 maken. Alles is af. 
Op het papier mag je schrijven of in je schriftje
Alleen. Zonder hulp van de buur.
Eerste 5 minuten geen hulp. Daarna loop ik langs volgens een vaste route. 
10 minuten. Ik loop langs of je het hebt gemaakt. 
Wacht je even rustig en ga je alvast de woordjes herhalen voor de toets.

Slide 7 - Slide

Video kijken

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Stelling


Ik ben voor/tegen, omdat/want.........................................................

Opdracht: schrijf jouw reden op in jouw schriftje 
  • (3 minuten de tijd voor)
  • Dit doe je even alleen.
                            'Keti Koti moet altijd herdacht worden'
timer
3:00

Slide 10 - Slide

Stelling bespreken
                      'Keti Koti moet altijd herdacht worden'

Slide 11 - Slide

Redengevend verband

Signaalwoorden:
want, omdat, daarom, immers. 

Ik ben voor, omdat/want --> zijn signaalwoorden van een redengevend verband in een zin

Slide 12 - Slide

Tegenstelling
Een tegenstelling is iets dat tegenover elkaar staat, dus bijvoorbeeld: 
dik-dun, licht-donker, zwart- wit, lang-kort, mooi-lelijk. 

Er zijn ook tegenstellingen in zinnen, tussen zinnen of bijvoorbeeld tussen alinea's. Meestal staan daar dan ook signaalwoorden voor tegenstellingen bij.
             Tegenstelling

Slide 13 - Slide

  • Ik kan aangeven wat signaalwoorden betekenen, zodat ik de    tekst beter begrijp en onthoud.
  • Ik kan signaalwoorden benoemen in een tekst. 
  • Ik kan uitleggen of het een redengevend tekstverband of een tegenstellend verband aan.
     Terugblik
               Lesdoelen

Slide 14 - Slide



Laptop
Oplader
Schriftje
Pen/potlood
Oordopjes met kabel


Leer alle leerdoelen en kijk of je alles hebt begrepen van alle weken over leesvaardigheid.
>Zie de bijlage in Teams NE hiervoor. 

Volgende les meenemen:
         Huiswerk

Slide 15 - Slide

Tot de volgende les!
  • Schuif alsjeblieft jouw stoel aan.
  • Ga achter jouw stoel staan.
  • Alles weer netjes: grond? Tafel?

Dank je wel!

Slide 16 - Slide