Opfrisstof

Duits

Opfrisstof
Aan de orde komt: 
1 grammatica haben en sein
IDEWIS en (FE)ESTTENTEN
2 woordjes raden
3 Hören 
4 lesen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Duits

Opfrisstof
Aan de orde komt: 
1 grammatica haben en sein
IDEWIS en (FE)ESTTENTEN
2 woordjes raden
3 Hören 
4 lesen

Slide 1 - Slide

Peter ..... (haben) gestern seine Bücher vergessen.
A
hast
B
habt
C
habe
D
hat

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
Wie alt ... du?
A
sind
B
seid
C
bist
D
bin

Slide 3 - Quiz

vul in: haben of sein?
Wir .... jetzt in der Schule.
A
haben
B
seid
C
sind
D
habt

Slide 4 - Quiz

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Lisa ..... krank
A
bist
B
hat
C
ist
D
habt

Slide 5 - Quiz

vul in: haben of sein?
Ich ...... zwei Brüder
A
bin
B
sind
C
habe
D
habt

Slide 6 - Quiz

uitgang bij regelmatige werkwoord

ich = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en

Slide 7 - Quiz

uitgang bij regelmatige werkwoord

du = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en

Slide 8 - Quiz

Wat is het ezelsbruggetje voor het regelmatige werkwoord?
A
IJstent
B
Eettent
C
Feesttenten
D
zirkus

Slide 9 - Quiz

uitgang bij regelmatige werkwoord

wir = stam +
A
e
B
st
C
t
D
en

Slide 10 - Quiz

2. Vervoeg het werkwoord:
du ... (spielen)
timer
0:20
A
spiele
B
spielt
C
spiel
D
spielst

Slide 11 - Quiz

6. Vervoeg het werkwoord:
er ... (reden)
timer
0:20
A
redet
B
rede
C
red

Slide 12 - Quiz

6. Vervoeg het werkwoord:
du ... (kaufen)
timer
0:20
A
kauft
B
kaufest
C
kaufst
D
kaufen

Slide 13 - Quiz

6. Vervoeg het werkwoord:
Sie (u) ... (kaufen)
timer
0:20
A
kauft
B
kaufest
C
kaufst
D
kaufen

Slide 14 - Quiz

6. Vervoeg het werkwoord:
ihr ... (kaufen)
timer
0:20
A
kauft
B
kaufest
C
kaufst
D
kaufen

Slide 15 - Quiz

Welche Zahl hörst du?
(Schrijf het getal op)
1
timer
0:30

Slide 16 - Open question

Welche Zahl hörst du?
(Schrijf het getal op in cijfers)
2
timer
0:30

Slide 17 - Open question

Welche Zahl hörst du?
(Schrijf het getal op in cijfers)
3
timer
0:30

Slide 18 - Open question

schrijf in het Duits:
5

Slide 19 - Open question

schrijf in het Duits:
17

Slide 20 - Open question

schrijf in het Duits:
20

Slide 21 - Open question

vertaal: die Anweisung
timer
0:30
A
de instructie
B
de opdracht
C
de aanwezigheid
D
de planning

Slide 22 - Quiz


vertaal: Mit dem Führerschein kann er fahren
timer
0:30

Slide 23 - Open question

vertaal: de groente en het fruit
timer
0:30

Slide 24 - Open question

schrijf de dagen van de week op in het Duits

Slide 25 - Open question

wat?

hoe?

wie?
waar?

wanneer?

waarom?

Slide 26 - Slide

Bekijk de kassabon goed. en beantwoord de vragen op de volgende slides

Slide 27 - Slide

Wo hast du etwas gekauft?

Slide 28 - Open question

Wann hast du was gekauft?

Slide 29 - Open question

Wie hast du bezahlt?

Slide 30 - Open question