In een geslachtscel (eicel - zaadcel) zitten
23 chromosomen.
Chromosomen komen in geslachtscellen enkelvoudig voor (niet in paren).
Er komen daarom alleen enkelvoudige genen voor (geen genenparen).
Bij de bevruchting komen de enkelvoudige chromosomen in de celkern samen. Er ontstaan chromosomen paren en genen paren. Het genotype is zo bepaald.