2tm voorzetsels bij landennamen

Jeudi le 2 septembre
Lesdoel: de voorzetsels bij landen en steden

1. Vorige les: wat weet ik nog van de passé composé?
2. De voorzetsels bij landen en steden: uitleg
3. Opdrachten
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeudi le 2 septembre
Lesdoel: de voorzetsels bij landen en steden

1. Vorige les: wat weet ik nog van de passé composé?
2. De voorzetsels bij landen en steden: uitleg
3. Opdrachten

Slide 1 - Slide

Quel temps fait- il aujourd'hui ?

Slide 2 - Open question

Passé Composé??!!

Slide 3 - Mind map

Zet de zin in de verleden tijd (en zorg dat je het ww 'hebben' gebruikt)
Ik speel.

Slide 4 - Open question

Nog eentje...
"Wij spelen."
A
Wij speeelden.
B
Wij hebben gespeelt.
C
Wij hebben gespeeld.
D
Wij zijn gespeeld.

Slide 5 - Quiz

Geloof me... Frans is niets moeilijker!
Ik speel. -> Je joue. 
Ik heb gespeeld. -> J'ai joué.

Wij spelen. -> Nous jouons.
Wij hebben gespeeld. -> Nous avons joué.

Slide 6 - Slide

Passé Composé : 2 delen
- Deel 1: het werkwoord AVOIR

j'ai
tu as
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont

Slide 7 - Slide

Passé Composé : 2 delen
- Deel 2: het voltooid deelwoord
Voorbeelden:
joué
dansé
aimé 
regardé
acheté

Slide 8 - Slide

Wat viel op aan het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -ER?:
A
eindigen allemaal op é
B
eindigen allemaal op iets anders
C
eindigen allemaal op ée
D
zien er leuk uit

Slide 9 - Quiz

Zoals ik al zei: heel simpel die Passé Composé
Men neemt:
1. een vorm vh ww 'avoir'   +   2. het VD van het ww
        
                                    joué,                 dansé, regardé, aimé, parlé
                             travaillé, ...

Slide 10 - Slide

Faites attention!
Verbes irréguliers:

- être -> été : J'ai été malade. = Ik ben ziek geweest.
- avoir -> eu : Il a eu un cadeau. = Hij heeft een cadeau gekregen.
- prendre -> pris : Nous avons pris le métro. = Wij hebben de metro genomen.
- faire -> fait : Tu as fait des photos? = Heb je foto's gemaakt?
- vouloir -> voulu : Elle a voulu avoir un chien. = Zij heeft een hond gewild.

Slide 11 - Slide

Ik heb gedanst.
A
Je danse
B
Je suis dansé
C
J'ai danse
D
J'ai dansé

Slide 12 - Quiz

Zij heeft gekeken.
A
Elle a regardé
B
Elle a regardée
C
Elle regardé
D
Elle a regarde

Slide 13 - Quiz

Jullie hebben gegeten.
A
Vous avez mangée
B
Vous aves mangé
C
Vous avez mange
D
Vous avez mangé

Slide 14 - Quiz

Zij heeft gewild.
A
Elle a vouloiré
B
Elle a voulue
C
Elle a voulu
D
Elle ai voulu

Slide 15 - Quiz

Wij hebben gespeeld (nous - jouer).

Slide 16 - Open question

Jij hebt gewonnen (gagner).

Slide 17 - Open question

Zij hebben gewerkt (Ils - travailler).

Slide 18 - Open question

Ik heb genomen (prendre).

Slide 19 - Open question

Wij hebben gedaan (nous - faire).

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Lijst landen te leren f-n en n-f
l'Angleterre
l'Allemagne
la Belgique
l'Espagne
la France
la Grèce
l'Italie
la Hollande
la Pologne
la Suède
la Suisse
le Danemark
le Luxembourg
le Maroc
le Portugal 
le Canada
les Pays-Bas
les États-unis

Slide 22 - Slide

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 23 - Slide

voorzetsels bij steden/landen
vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 24 - Slide

les pays = de landen
Voor de meeste landen komt in het Frans een lidwoord voor. Sommige landen zijn :
1. mannelijk: vb le Danemark, le Maroc , le Portugal, le Maroc, le Canada
2. vrouwelijk:vb  la France, la Suède, la Belgique, la Hollande
3. meervoud: vb les  Pays-Bas, les Etats-Unis

Je herkent dat het een vrouwelijk land omdat het eindigt met een -e
 als het meervoud is eindigt het met een -s  (er zijn enkele uitzonderingen)

Slide 25 - Slide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Hardinxveld

Slide 26 - Slide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 27 - Slide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 28 - Slide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 29 - Slide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 30 - Slide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 31 - Slide

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 32 - Slide

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 33 - Quiz

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 34 - Quiz

je vais demain.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 35 - Quiz

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 36 - Quiz

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 37 - Quiz

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 38 - Drag question

Voorzetsels landen, steden
Nederlands: in / naar
Frans:       à -     bij steden en dorpen
                    au-   bij mannelijke landen (le)
                    en -  bij vrouwelijke landen (la) + continenten    (-e)                              aux- bij landen in meervoud (les)

Slide 39 - Slide

Qu'est-ce que tu as appris ?
Tu as une question?

Slide 40 - Open question

faire: 
Roman Photo ex. 17 a, b, c
- Roman Photo ex. 20 a, b 

Slide 41 - Slide

devoirs
Apprendre: herhaling app. 1 t/m 4
Faire: - lessonUp van 2 (Passé Composé) en 3 (voorzetsels bij 
                landennamen) september afmaken.
              - Roman Photo ex. 18 t/m 21

Slide 42 - Slide