Thema 3 H2 Opdracht 1 t/m 7

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

	Vak: Taalvaardigheid Hoofdstuk: 3.2
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van taalvaardigheid op tafel. Laat deze nog even dicht op tafel liggen.

2. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- kun je van zinsdelen een nieuwe zin maken

- kun je van een gegeven zin in zinsdelen verdelen

- kun je in een gegeven zin de persoonsvorm vinden

- kun je in een gegeven zin het onderwerp vinden

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.

Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 5 op blz. 109 t/m 112.

Angelo, Daan

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Lars

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Jules, Philip

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de zin:
De zeldzame vogel vliegt 's nachts door het regenwoud.

Noteer de PV en het OND:
De achtertuin is erg diep.

persoonsvorm en onderwerp?
Hij heeft hele grote voeten.

Wie maakt wat

Had je alle vragen goed, dan mag je zelfstandig aan het werk. Je maakt opdracht opdracht 1 t/m 5 op blz. 109 t/m 112.

De rest doet mee met de instructie

Woorden zijn samen een zinsdeel als ze bij elkaar blijven als je de zin verandert.

De goede vrienden hebben een rondje in het park gelopen.

Hebben de goede vrienden een rondje in het park gelopen?

De goede vrienden hebben in het park een rondje gelopen.

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

De stoel van opa staat bij het open raam.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

In die mooie stoel zit opa Jan altijd.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Uit hoeveel zinsdelen bestaat deze zin:

Hij leest vanochtend de krant van gisteren.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Noteer de PV:
Romy speelt gitaar.

Noteer de PV:
Elke week bezoekt ze de muziekschool.

Wat is de persoonsvorm?
Meisjes besteden meer geld aan kleding dan jongen.

1. Meisjes
2. besteden
3. meer geld
4. dan jongens

Wat is de persoonsvorm?
De meeste jongens vinden kleding niet zo belangrijk.

1. De meeste jongens
2. vinden
3. kleding
4. niet zo belangrijk

Wat is de persoonsvorm?
Ik koop wel graag kleren.

1. Ik
2. koop
3. graag
4. kleren

Wat is het onderwerp?
Meisjes besteden meer geld aan kleding dan jongen.

1. Meisjes
2. besteden
3. meer geld
4. dan jongens

Noteer het OND:
Romy speelt gitaar.

Noteer het OND:
Elke week bezoekt ze de muziekschool.

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Lars, Daan jullie gaat zelfstandig opdracht 1 t/m 5 op blz. 109 t/m 112.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Jules, Philip of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 5.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig opdracht 1 t/m 5 op blz. 109 t/m 112.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdracht na.

Daarna ga je naar studiemeter: starttaal online, via vervolg, thema 3, spelling & grammatica, zinsdelen (alle oefeningen).  

Helemaal klaar? Dan ga je in stilte lezen. 

7. Evaluatie 

Hoe ging de les?

Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je hoe je de stam van werkwoorden schrijft?

                       

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk LJ1: 

Woensdag 19 juni

Thema 3 H2 opdracht 1 t/m 7

Toetsen LJ1: 

-

-