1.4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 1.4
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz. 20

2. Lesdoel 

Aan het eind van deze les:

- kun je de PV in een zin benoemen. 

- kun je het WWG in een zin benoemen. 

- kun je het OND in een zin benoemen. 

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie.

Je maakt zelfstandig opdracht 4 t/m 6 op blz. 20 t/m 21.

Namen lln

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

Namen lln

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

Namen lln

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Noteer de PV-WWG-OND:
Mike rent naar de supermarkt.

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De overhemden worden gestreken.

Wat is de persoonsvorm in de zin:
De fietsen zijn in de stalling gezet.

Wie maakt wat?

Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 4 t/m 6 op blz. 20 t/m 21.

De rest doet mee met de instructie. 

4. Instructie

PV: kun je op 3 manieren vinden;

          1. Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan is de PV. Dit kan niet bij alle                      zinnen. Het moet wel een werkwoord zijn wat vooraan staat. 
Bijvoorbeeld: jij loopt naar school. Loop jij naar school? loop = pv. 
Wie loopt naar school? is een vraagzin, maar wie is geen ww. Dus pas dan een andere manier toe (2 of 3). 

          2. Zet de zin in de andere tijd; van TT --> VT of andersom. Het WW dat verandert is PV

Ik loop naar school (TT) --> Ik liep naar school. Loop verandert, dus loop = PV. 

          3. Zet de zin van EV --> MV of andersom, het WW dat verandert is PV. 
Ik loop naar school (EV) --> Wij lopen naar school. Loop verandert, dus loop = PV. 

4. Instructie

WWG: alle werkwoorden in de zin. 

Je noteert hier het woord dat je hebt opgeschreven bij de PV + alle andere werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: wij hebben de was gestreken. 

PV: hebben

WWG: hebben gestreken. 

4. Instructie

OND: wie/wat + gezegde. 

Bijvoorbeeld: wij hebben de was gestreken. 

PV: hebben

WWG: hebben gestreken. 

OND: wie/wat hebben gestreken? --> antwoord = wij. 
Wij is dus het OND in deze zin. 

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Namen lln, jullie maken zelfstandig opdracht 4 t/m 6 op 

blz. 20 t/m 21.

Wie heeft nog extra instructie nodig (intensief)? Namen lln of had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 4, zin 2 t/m 5.

6. Zelfstandig werken

Je maakt nu zelfstandig:

V: les 1.4, blz. 20 t/m 21, opdr. 4 t/m 6 --> Niemand

B: les 1.4, blz. 20 t/m 21, opdr. 4 t/m 6 --> namen lln

I: les 1.4, blz. 20 t/m 21, opdr. 4 t/m 6 --> namen lln 

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na.

Daarna ga je in stilte lezen of een woordzoeker maken. 

7. Evaluatie

Evaluatie lesdoelen --> Quiz mee! 

Het regent de hele dag.
Wat is de persoonvorm?

1. dag
2. regent
3. het
4. hele

De vrachtwagen reed met een snelheid van 100 km per uur.
Wat is het OND

1. de vrachtwagen
2. reed
3. snelheid
4. uur

Noteer het WWG
Deze les is leuk geweest.

Noteer de PV:
Ik kan de PV vinden in een zin.

Noteer het OND:
Alle leerlingen zaten in het lokaal.

Ik kan de PV in een gegeven zin vinden.

010

Ik kan het WWG in een gegeven zin vinden.

010

Ik kan het OND in een gegeven zin vinden.

010

Huiswerk & Toetsen

Huiswerk: 

...dag .. maand

1.4 opdracht 4 t/m 6

Toetsen: 

...

geen

Afsluiting

Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................