H3 en H4 Lezen

H3 Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3 Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Even alles op een rijtje...
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken (opdat, zodat, om te, door middel van, met behulp van)
Een vergelijkend verband laat een verschil of een overeenkomst zien 
(in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enz. dan)
Bij een samenvattend verband wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven (kortom, samengevat, met andere woorden, al met al)

Slide 3 - Slide

Opdrachten:
- Maak de volgende oefeningen in de les via Lessonup (slide 5 tot 13).
Klaar?
- Maak opdracht 1 en 4 van H3

Slide 4 - Slide

Hoe omschrijf je een vergelijkend verband het beste?
A
Dit verband geeft een gevolg aan.
B
Dit laat een verschil zien
C
Dit is een verkorte weergave van de tekst.
D
Dit laat een overeenkomst zien

Slide 5 - Quiz

Hoe omschrijf je een doel-middel verband het beste?
A
Geeft aan welk middel gebruikt wordt om een doel te bereiken
B
Welk doel er wordt gebruikt
C
Laat een verschil zien
D
Dit gebeurt buiten iemands wil

Slide 6 - Quiz

Doel-middel
verband
vergelijkend tekstverband
samenvattend
verband
opdat
zodat
om te ....
evenals
groter dan
in vergelijking met
kortom
samengevat
al met al

Slide 7 - Drag question

Welk tekstverband?

Sociale interactie verloopt bij ratten dikwijls volgens afgesproken regels, net als bij mensen.
A
vergelijkend
B
samenvattend
C
doel-middel

Slide 8 - Quiz

Welk tekstverband?

Al met al ben ik zeer tevreden met resultaat.
A
doel-middel
B
samenvattend
C
voorwaardelijk

Slide 9 - Quiz

Welk tekstverband?

Ik doe een zeil over het zwembadje, zodat er geen vuil in kan komen.
A
vergelijkend
B
samenvattend
C
doel-middel

Slide 10 - Quiz

Welk tekstverband?

Een heerlijke chocolademousse om indruk te maken op bezoek.

A
samenvattend
B
doel-middel
C
vergelijkend

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband?

Kortom: waar komen onze straatnamen eigenlijk vandaan?
A
vergelijkend
B
doel-middel
C
samenvattend

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband?

Vergeleken met gisteren is Lisa vrolijk.

A
doel-middel
B
samenvattend
C
vergelijkend

Slide 13 - Quiz

H4 Lezen

Slide 14 - Slide

Deze les
                                                         Doel
Je kunt feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

                                                    Waarom leer je dit?
  1. Je begrijpt een tekst beter.
  2. Je kunt beter je eigen mening formuleren.
  3. Je kunt gemakkelijker beoordelen of informatie betrouwbaar is. 
  

Slide 15 - Slide

Uitleg
  1. Feit = waar of niet waar (je kunt het controleren)
  2. Mening / standpunt = wat je van iets vindt (eens/oneens)
  3. Argument = waarom je iets vindt.

    Roeien is een mooiere sport dan zeilen, omdat bij roeien de sporters veel harder moeten werken om vooruit te komen

     

Slide 16 - Slide

Volleybal is een moeilijke sport.
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quiz

Mensen hebben drie paar ogen.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quiz

Mijn vader vindt gamen stom.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quiz

Maak:
Opdracht 2, 4 en 5.

Slide 20 - Slide