6.3 Het financieel plan

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

6.3: Het financieel plan

Maar eerst: herhaling 6.2: de 4 P's

Een mooie verpakking is iets wat valt onder de P van

1. Product
2. Prijs
3. Plaats
4. Promotie

Een korting voor studenten valt onder de P van

1. Product
2. Promotie
3. Prijs
4. Plaats

Als we het hebben over indirecte verkoop gaat het over de P van

1. Prijs
2. Promotie
3. Product
4. Plaats

Stel, je begint een bedrijf dat fietsen verkoopt

Wat heb je allemaal nodig? 

Voordat je begint: begroting

Exploitatiebegroting: verwachte kosten en opbrengsten van verkoop voor korter dan een jaar

Investeringsbegroting: Verwachting kosten nieuwe gebouwen/ machines/vervoersmiddelen, gaan langer dan een jaar mee

Na afloop: resultatenrekening: kom je uit?

Omzet en inkoopwaarde

De omzet = al je verkoopopbrengsten

Ook wel: prijs x afzet

Inkoopwaarde van de omzet = wat je hebt betaald per product om de producten te kunnen verkopen

Vaste en variabele kosten

Constante kosten (vaste kosten): Niet afhankelijk van de productie

• Bijvoorbeeld de huur van de winkel

Variabele kosten: Afhankelijk van de productie

• Bijvoorbeeld de onderdelen van de fiets

Zijn de volgende kosten 

vast of variabel? 

Energiekosten

1. Vaste kosten
2. Variabele kosten

Personeelskosten

1. Vaste kosten
2. Variabele kosten

Inkoop reparatiemiddelen

1. Vaste kosten
2. Variabele kosten

Rentelasten over een lening

1. Vaste kosten
2. Variabele kosten

Winst en break-even

Winst = opbrengsten - vaste kosten - variabele kosten

Er bestaat ook een punt waarop geen winst en geen verlies wordt gemaakt: break-evenpunt 

Dan: kosten = opbrengsten

Rekenen met break-evenafzet

We kijken hoeveel we moeten produceren om de kosten te compenseren 

• BEA = Vaste Kosten / (Verkoopprijs - Variabele kosten)

Als de constante kosten 300.000 euro zijn, de verkoopprijs = 25 euro en de variabele kosten zijn 15 euro, wat is dan de BEA? 

Ten slotte: BTW

Over de verkoopprijs heft de overheid belasting: BTW (belasting over de toegevoegde waarde) 

Dat is normaal 21 procent over de verkoopprijs: dus x 1,21

9% bij essentiële producten

Dus een kale prijs van 10 euro zorgt inclusief btw voor 12,10

Oefenopgaves: pak je rekenmachine!

Als er 30.000 euro constante kosten zijn en 100 euro variabele kosten per product, wat zijn dan de totale kosten bij een productie van 200 stuks?

1. 20000 euro
2. 30000 euro
3. 40000 euro
4. 50000 euro

Als er 30.000 euro vaste kosten zijn en 100 euro variabele kosten per product en het product kost 500 euro, wat is dan de break-evenafzet?

1. 50 producten
2. 60 producten
3. 75 producten
4. Geen idee

De verkoopprijs exclusief btw van 21% is 6 euro. Wat is de verkoopprijs inclusief btw?

1. 1,26 euro
2. 4,96 euro
3. 7,26 euro
4. 7,28 euro

De verkoopprijs inclusief 9% btw is 3,15. Wat is de verkoopprijs exclusief btw?

1. 2,86 euro
2. 2,87 euro
3. 2,89 euro
4. 3,43 euro

Aan de slag

Maken 6.3 C&D