NE 2KB/GL - Ws3, Tv3.2, KL2 (les 7)

Welkom
Nederlands
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Slide

Lezen
Denk aan de boekopdracht.
  • Boekkeuze
  • Inlevermoment
  • Eventueel toets


Slide 2 - Slide

Nederlands
Start
Toetsen periode 2
  • H3 Lezen, woordenschat en taalverzorging
  • Kijk- en luistertoets
  • Boekopdracht

Boeken
  • GL boekwissel

Online omgeving
  • Instellen: Kader en GL

Slide 3 - Slide

Nederlands
Start
Leerdoelen
  • GL: Je kunt vaste vergelijkingen herkennen en gebruiken.
  • KB: Je kunt woordbetekenissen uit voorvoegsels afleiden.
  • Je kunt verwijswoorden op een goede manier gebruiken.
  • Je kunt aantekeningen maken tijdens het kijken en luisteren.


Slide 4 - Slide

Nederlands
GL H3 Woordenschat: Vaste vergelijkingen
Leerdoel
  • Je kunt vaste vergelijkingen herkennen en gebruiken. 

Opdracht
  • Lees de theorie.
  • Maak opdracht 1-2.



Vaste vergelijkingen
Vorm van figuurlijk taalgebruik.

Voorbeelden:
Zo sterk als een beer.
Zo wit als sneeuw
Zo groen als gras.

Slide 5 - Slide

Nederlands
KB H3 Woordenschat: Voorvoegsels
Leerdoel
  • Je kunt woordbetekenissen uit voorvoegsels afleiden.

Opdracht
  • Lees de theorie.
  • Maak opdracht 1-2.


Voorvoegsel
  • non- = niet, zonder
  • on- = niet
  • mis- = verkeerd, fout
  • wan- = slecht, verkeerd
  • her- = weer, opnieuw
  • ex- = niet meer, van vroeger
  • inter- = tussen (twee of meer gebieden)

Slide 6 - Slide

Nederlands
Taalverzorging 3.1: Werkw. gezegde en lijdend voorwerp
Leerdoel
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde (gz) in de zin benoemen.
  • Je kunt het lijdend voorwerp (lv) in de zin benoemen.


Opdracht
  • Nakijken opdracht 4-5.




Zinnen ontleden
  • Benoem persoonsvorm (pv).
  • Benoem gezegde (gz).
  • Benoem onderwerp (ow): wie/wat + gezegde?
  • Benoem lijdend voorwerp (lv): wie/wat + ow + gz?

Slide 7 - Slide

Nederlands
Taalverzorging 3.2: Verwijswoorden
Leerdoel
  • Je kunt verwijswoorden op een goede manier gebruiken.

Uitleg
  • Verwijswoorden gebruik je om een tekst aantrekkelijker (minder saai) te maken. Je herhaalt namelijk niet steeds dezelfde woorden.



Geslacht
Persoonlijk vnw
Bezittelijk vnw
Aanwijzend vnw
Voorbeeld
het
het
zijn
dit, dat
Het boek is kapot. Zijn kaft is stuk.
de (mannelijk)
hij, hem
zijn
die, deze
De man loopt daar. Hem zoek ik.
de (vrouwelijk)
zij, ze, haar
haar
die, deze
Eva is ziek. Zij heeft koorts.
de (meervoud)
zij, ze, hen, hun
hun
die, deze
Ik zoek vazen. Ik wil die kopen.

Slide 8 - Slide

Nederlands
Taalverzorging 3.2: Verwijswoorden
Leerdoel
  • Je kunt verwijswoorden op een goede manier gebruiken.

Opdracht
  • Lees de theorie.
  • Maak opdracht 1-3.



Slide 9 - Slide

Nederlands
H2 Kijken en luisteren: Aantekeningen
Leerdoelen
  • Je kunt aantekeningen maken tijdens het kijken en luisteren.

Opdracht
  • Lees de theorie.
  • Maak de opdrachten online.
  • Maak aantekeningen tijdens het kijken en luisteren.
Let op
Heb je de opdrachten van KL H1 af? Je hebt die oefening nodig ter voorbereiding op de toets.

Slide 10 - Slide

Nederlands
Afsluiting
Leerdoelen
  • GL: Je kunt vaste vergelijkingen herkennen en gebruiken.
  • KB: Je kunt woordbetekenissen uit voorvoegsels afleiden.
  • Je kunt verwijswoorden op een goede manier gebruiken.
  • Je kunt aantekeningen maken tijdens het kijken en luisteren.


Slide 11 - Slide