H4Verwijswoorden

Goedemorgen!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Laptop
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Laptop
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Schrift 
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen? 
  • Lesdoelen
  • Instructie H4 Verwijswoorden
  • Maken Lesson up en Nieuw Nederlands opdrachten
  • Nakijken opdrachten
  • Evaluatie les
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Lesdoelen hoofdstuk 4 Taalverzorging
  • Ik kan verwijswoorden op de goede manier gebruiken.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
Mij/Mijn/Me
Je/Jou/Jouw

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
De verwijswoorden me, mij en mijn lijken erg op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken. 
Dit geldt ook voor de verwijswoorden je, jou en jouw.

Slide 5 - Slide

Regels mijn/jouw/je
Je gebruikt
mijn  >  als er een bezit achter staat  > Dit is de fiets van mijn zus
jouw > als er een bezit achter staat > Jouw score is hoger.
je > als er een bezit achter staat > Moet hij je baas bellen?

Slide 6 - Slide

Regels mij/me/jou/je
Je gebruikt:
mij  > als er geen bezit achter staat > Waarom luistert niemand
                                                                              naar mij?
me > als er geen bezit achter staat > Bel je me?
jou > als er geen bezit achter staat > Dit cadeau kreeg ik van jou.
je > als er geen bezit achter staat > Wil je die schoen even
                                                                          aangeven?

Slide 7 - Slide

OPDRACHT

Geef van de volgende zinnen aan of achter het woord in hoofdletters een bezit staat of niet. 
Voorbeeld:
Deze stiften zijn van MIJ. JOUW stiften liggen daar.
mij: geen bezit erachter
jouw: wel bezit erachter: stiften

Slide 8 - Slide

Dat woordenboek is niet van JOU.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 9 - Quiz

Ik heb MIJN bus gemist.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 10 - Quiz

Vanochtend heb ik ME verslapen.
A
geen bezit erachter
B
wel bezit erachter

Slide 11 - Quiz

Iedereen feliciteerde ME met MIJN verjaardag.
A
me + mijn = geen bezit erachter
B
me = wel bezit erachter mijn = niet
C
me = geen bezit erachter mijn = wel
D
me + mijn = wel bezit erachter

Slide 12 - Quiz

JE mag JOUW toetsenbord wel eens schoonmaken.
A
je + jouw = geen bezit erachter
B
je = wel bezit erachter jouw = niet
C
je = geen bezit erachter jouw = wel
D
je + jouw = wel bezit erachter

Slide 13 - Quiz

MIJN moeder kan net zo lekker koken als die van JOU.
A
mijn + jou = geen bezit erachter
B
mijn = wel bezit erachter jou = niet
C
mijn = geen bezit erachter jou = wel
D
mijn + jou = wel bezit erachter

Slide 14 - Quiz

Dat konijn van ... is het liefste dat ik ooit heb gezien.
A
jou
B
jouw

Slide 15 - Quiz

Gelukkig kan ik altijd op ... rekenen.
A
jou
B
jouw

Slide 16 - Quiz

Wil je ... kleren even opruimen?
A
jou
B
jouw

Slide 17 - Quiz

Is die doos met make-up van ... ?
A
jou
B
jouw

Slide 18 - Quiz

Die laptop die daar staat is van ...
A
mij
B
mijn

Slide 19 - Quiz

Heeft Casper de mail van ... al beantwoord?
A
mij
B
mijn

Slide 20 - Quiz

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.
A
me
B
mijn

Slide 21 - Quiz

Huib heeft al ... shirts uit de kast gehaald.
A
me
B
mijn

Slide 22 - Quiz

... hondje heeft een tekenbeet.
A
Me
B
Mijn

Slide 23 - Quiz

Kunt u ... vertellen hoe laat de film begint?
A
me
B
mijn

Slide 24 - Quiz

Ik ben ... sportschoenen vergeten mee te nemen.
A
me
B
mijn

Slide 25 - Quiz

Vul in jou of jouw.

Gelukkig kan ik altijd op .... rekenen.
A
jou
B
jouw

Slide 26 - Quiz

Zelfstandig werken

  • Ga verder met opdracht 1, 2 en 3, vanaf bladzijde 148

  • Klaar? Verder met opdracht 4, 5 en 6

Slide 27 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 28 - Slide

Tot de volgende les!

Slide 29 - Slide

Jou huis of jouw huis?

A
jou
B
jouw

Slide 30 - Quiz

jou of jouw? Ik bel jou / jouw morgen even, goed?
A
jou
B
jouw

Slide 31 - Quiz

me of mijn

Ik ben .......... telefoon vergeten
A
me
B
mijn

Slide 32 - Quiz

Is het mij, me of mijn?

Huib heeft al ...... T-shirts uit de kast gehaald?
A
me
B
mijn

Slide 33 - Quiz

me of mijn
Ik vraag me af of jij een voldoende gaat halen.
A
me
B
mijn

Slide 34 - Quiz

Verkleinwoorden
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-verkleinwoorden/

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-verkleinwoorden/

https://www.jufmelis.nl/spelling/verkleinwoorden/verkleinwoorden-2

http://www.nederlandswebsite.nl/verklein1.htm


Slide 35 - Slide