4e naamval = lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp van de zin staat altijd in de 4e naamval.
Voorbeelden:
Ik roep de tante. = Ich rufe die Tante.
De moeder verdient het geld. = Die Mutter verdient das Geld.
Het kind wil de hond aaien. = Das Kind will den Hund streicheln.
In de vierde naamval verandert alleen de vorm bij mannelijke woorden
der > den.
Alle andere lidwoorden blijven onveranderd !