signaalwoorden

timer
1:00
welke 12 tekstverbanden
ken je?
1 / 36
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
1:00
welke 12 tekstverbanden
ken je?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Zweden is een heel mooi land maar heel erg duur. 'maar'=
A
tegenstellend verband
B
opsommend verband
C
oorzakelijk verband
D
redengevend verband

Slide 27 - Quiz

Wij gaan onder die boom zitten, omdat het snikheet is.
'omdat'=
A
oorzakelijk verband
B
doel-middelverband
C
redengevend verband
D
concluderend verband

Slide 28 - Quiz

Je moet signaalwoorden kunnen toepassen; daarvoor moet je ze goed kunnen onthouden. 'daarvoor'=
A
oorzakelijk verband
B
toelichtend verband
C
concluderend verband
D
doel-middelverband

Slide 29 - Quiz

Na een lange discussie besluiten we uiteindelijk wat te gaan drinken.
uiteindelijk=
A
chronologisch verband
B
oorzakelijk verband
C
voorwaardelijk verband
D
toegevend verband

Slide 30 - Quiz

Ik brak mijn enkel, doordat ik over een hekje sprong dat te hoog voor me was.
doordat=
A
toelichtend verband
B
oorzakelijk verband
C
redengevend verband
D
doel-middelverband

Slide 31 - Quiz

Terwijl ik in de ambulance lag, bleven de anderen in verwarring achter.
terwijl=
A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
vergelijkend verband

Slide 32 - Quiz

Neem nou mijn beste vriendin: die begon zelfs te huilen.
neem nou=
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
samenvattend verband
D
concluderend verband

Slide 33 - Quiz

Ik had gelukkig mijn portemonnee en ook mijn ID-bewijs bij me.
en ook=
A
tegenstellend verband
B
chronologisch verband
C
voorwaardelijk verband
D
opsommend verband

Slide 34 - Quiz

Het schijnt dat ik later nog wel weer kan volleyballen.
'later'=
A
doel-middelverband
B
oorzakelijk verband
C
chronologisch verband
D
toegevend verband

Slide 35 - Quiz

Hoewel ik baal van mijn gebroken enkel, heb ik toch een mooie dag gehad. Hoewel=
A
tegenstellend verband
B
concluderend verband
C
oorzakelijk verband
D
redengevend verband

Slide 36 - Quiz