rekenen groep6

rekenen groep7/8
1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson

rekenen groep7/8

Slide 1 - Slide

4 : 0,2 =
  • Denk aan het stappenplan waarmee moet je dit getal vermenigvuldigen ?
  • Wat is nu de som?
  • Reken de som uit.

Slide 2 - Slide

2,45 : 0,5 =
  • Denk aan het stappenplan maak eerst fe getallen gelijk?
  • Moet je dit met 10x, 100x of 1000 x vermenigvuldigen
  • Wat is nu de som?
  • Reken de som uit.

Slide 3 - Slide

Rekenen herhaling Blok 3 
Je herhaalt: 
- Decimale getallen optellen en aftrekken
- Decimale getallen verschuiven van de komma (10 x 3,7 100 x 3,7) 
- Decimale getallen vermenigvuldigen (8 x 2,4) 
- Tijden uur:min:sec (10:28:45)

Slide 4 - Slide

lesdoel
Ik kan kommagetallen met een verschillend aantal cijfers achter de komma optellen
en aftrekken.




Getallen achter de komma noem je decimalen!

Slide 5 - Slide

Warming up - start opgaven 

Slide 6 - Slide

Decimale getallen
Belangrijk is om de komma's onder 
elkaar te zetten!

Daarna kun je de sommen optellen
of aftrekken.

Slide 7 - Slide

lesdoel
Ik kan sommen, met een gelijk aantal decimalen, optellen en aftrekken.
DECIMALEN
Alle getallen achter de komma.

Slide 8 - Slide

Decimale getallen
      10 x 0,25 =                                  36 : 10     =
   100 x 0,25 =                               360 : 100   =
1000 x 0,25 =                               360 : 1000 =

keeR = komma naar Rechts
deLen= komma naar Links

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Hoeveel ml samen?
10 pakjes boter van 200 ml

Slide 12 - Slide

Hoeveel ml samen?
6 bussen slagroom van 250 ml


Slide 13 - Slide

Hoeveel ml samen?
8 bakken yoghurt van 500 ml

Slide 14 - Slide

50% van de kinderen eet vijf keer per week fruit.
50% = 50 van de 100
Procent = van de 100

Slide 15 - Slide

50% =  
Hoeveel is 25%?
Procent = van de 100
21

Slide 16 - Slide

Procent = van de 100
Hoeveel is 25% van 8?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

een breukenkaart is een handig hulpmiddel

Slide 19 - Slide

Bekijk het plaatje aan de linkerkant. Zo zie je dat een druppel water ongeveer 1 ml is; een pak melk kan 1 liter zijn.

Slide 20 - Slide

Gewichten

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Inhoud

Slide 23 - Slide

Gewicht
1 gram (g)    = 1 paperclip 
1 kilogram (kg) = 1 pak suiker

Slide 24 - Slide

Bijzondere maten
1 ton = 1 000 kilo

1 pond = 500 gram = 0,5 kilo

1 ons = 100 gram

Leer deze drie uit je hoofd.

Slide 25 - Slide


Omtrek
  • lengte + breedte + lengte + breedte

Oppervlakte
  • lengte x breedte
Inhoud
  • lengte x breedte x hoogte

Slide 26 - Slide

Geef antwoord op je wisbordje
  • 1500 gram = ... pond

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Geef antwoord op je wisbordje
  • 45 ton = ... kg 

Slide 32 - Slide

1 pond = 500 gr

Slide 33 - Slide

Hoeveel dagen zitten er in een maand? 


Kijk op de volgende slide.....

Slide 34 - Slide

Trucje voor de maanden
  • Knokkels (31 dagen)
  • Kuiltjes (30 dagen)

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide