SP_PA2_H3_IntroLes+adjetivos

¡Hola!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola!

Slide 1 - Slide

  1. Ver el programa del PTO 3
  2. Ver el Presente 
  3. Adjetivos
  4. Hablar

Eind van de les ik kan/Al final de la clase puedo...
1. goed voorbereiden voor PTO 3
2. een goede idee hebben van BVN.
Plan para hoy

Slide 2 - Slide

¡Hablemos!
¿Cómo te llamas? Me llamo ...
¿Cuántos años tienes? Tengo ...
¿Dónde vives? Vivo en ...
¿Qué te gusta comer? Me gusta comer ...
¿Cuál es tu plato favorito? Mi plato favorito es ...

Slide 3 - Slide

Contenido del PTO 3...

- Bijvoeglijke voornaamwoorden (adjetivos)
- Bijvoeglijke voornaamwoorden (hoeveelheid)
- Werkwoorden o->ue (poder=kunnen)
- Gebiedende wijs (Imperativo)
- Signaalwoorden
- Verbandwoorden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ik ken de 3 groepen werkwoorden in de Presente
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Mannelijke vorm
Vrouwelijke vorm
alto
alta
bajo
baja
inteligente
inteligente
azul-
azul-
voor het meervoud voeg een "s" toe!
[of "es" als het woord eindigt met een medeklinker]

Slide 7 - Slide

BN = Volgorde in de zin
                    
                    El pelo castaño
                    Los ojos azules
                    La chica simpática
                    Las zapatillas rojas

Slide 8 - Slide

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

el jugador... [pequeño = klein]
timer
0:30
A
pequeño
B
pequeña
C
pequeños

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

los pantalones... [azul = blauw]
timer
0:30
A
azul
B
azules
C
azulos

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

los ojos... [bruin = marrón]
timer
0:30
A
marrón
B
marrones
C
marronas

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

el vestido... [kort = corto]
timer
0:30
A
corta
B
corto
C
cortos

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

las gafas... [barato = goedkoop]
timer
0:30
A
barato
B
baratas
C
barata

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

la ropa... [ sportief = deportivo]
timer
0:30
A
deportiva
B
deportivo
C
deportivas

Slide 14 - Quiz

BN = Hoeveelheid
mucho
mucha
veel
poco
poca
weinig
demasiado
demasiada
te veel
medio
media
halve
otro
otra
andere
voor het meervoud voeg een "s" toe!

Slide 15 - Slide

Ik begrijp hoe ik moet de BVN toepassen aan verschillende woorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

BN = Volgorde in de zin
Bijvoeglijke naamwoorden die te maken hebben met hoeveelheid staan vóór de zelfstandig naamwoord.
                    Tengo mucho pelo
                    Tienes muchos pantalones 
                    Tengo demasiados deberes 
                    Compras pocas bananas 

Slide 17 - Slide

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

Tengo ... ropa deportiva [ sportief = deportivo]
timer
0:30
A
mucho
B
mucha
C
muchas

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste bijvoeglijke naamwoord voor:

Tengo ... kilo de bananas
timer
0:30
A
medio
B
media
C
medias
D
medios

Slide 19 - Quiz

Is de zin juist?
Yo entreno hora media (ik train een half uur)
timer
0:30
JA
NEE

Slide 20 - Poll

Is de zin juist?
Tengo demasiada tarea (ik heb te veel huiswerk)
timer
0:30
JA
NEE

Slide 21 - Poll

Is de zin juist?
Quiero falda otra (Ik wil een andere rok)
timer
0:30
JA
NEE

Slide 22 - Poll

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

rubio - pelo - tiene - mucho

Slide 23 - Open question

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

practica - deportes - demasiados

Slide 24 - Open question

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

media - mañana - una

Slide 25 - Open question

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

pocas - tengo - rojas - camisetas

Slide 26 - Open question

Plaats de woorden in de juiste volgorde:

quiero - zapatillas - otras - marrones

Slide 27 - Open question

Vertel in minimaal 3 zinnen wat voor kleding je hebt in je kast met behulp van:
- de woordenlijst in het werkboek (bdz. 121)
- de presentaties in de studiewijzer
- Google translate
- Gebruik het werkwoord "Tener" (hebben).

Slide 28 - Open question

Oefeningen
Werkboek: 13a, 13b, 13c, 14a, 14b, 14c, bdz. 98-99
 (online Gramática D)
Plus 32, bdz. 114 (online K)

Slide 29 - Slide

¡Gracias!
Hasta la próxima

Slide 30 - Slide