VWO2 Chapitre 1 DE deel II

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Maandag gedaan & wat doen we vandaag
D. Grammaire et écrire

- Oefenen Lessonup
- Onregelmatige ww'den
- Opdrachten maken
- Madagascar kijken

Slide 2 - Slide

Passé composé
De vervoeging van avoir
Passé composé maken
Passé composé vertalen


Maandag deden we regelmatig
En vandaag nog onregelmatig

Slide 3 - Slide

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.
                             FR: J'ai mangé.

Het werkwoord hebben (avoir) +
het voltooid deelwoord die erbij hoort.
Wat is de passé composé?

Slide 4 - Slide

J' (ik)
ai
dansé
Tu (jij)
as
dansé
Il/elle/on (hij/zij/wij)
a
dansé
nous (wij)
avons
dansé
Vous (jullie/u)
avez
dansé
Ils/elles (zij)
ont
dansé
Ik heb gedanst
Verleden tijd: passé composé 

Slide 5 - Slide

présent
passé composé
Je regarde Netflix
Luc et Sophie parlent français
On a fêté l'anniversaire
Vous avez invité Luc?

Slide 6 - Drag question

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 7 - Drag question

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Persoonlijk voornaamwoord
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 8 - Drag question

Zet de stappen in de correcte volgorde om de passé composé te maken van de regelmatige werkwoorden -ER
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Een vervoeging van avoir maken
Maak de stam van het werkwoord op -er
Plak 'é' achter de stam
Zoek het onderwerp

Slide 9 - Drag question


Hoe maak je de passé composé?
A
avoir + voltooid deelw.
B
aller + voltooid deelw.
C
faire + voltooid deelw.

Slide 10 - Quiz

Hij heeft gezongen
(in de passé composé)
A
Il a chanté
B
Elle a chanté
C
Il avons chanté
D
Il a chante

Slide 11 - Quiz


Vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 12 - Quiz

ils - travailler

passé composé
A
ils a travaillé
B
ils avons travaillé
C
ils ont travaillé
D
ils ai travaillé

Slide 13 - Quiz

Let op...
De passé composé van de
werkwoorden avoir, être, faire en prendre is onregelmatig

Slide 14 - Slide

Zet in de passé composé
Je (faire)
A
J'ai fait
B
J'ai fairé
C
J'avez fu
D
Je avoir fé

Slide 15 - Quiz

Zet in de passé composé
Il (faire)
A
Il a fait
B
Il a fairé
C
Il ont fait

Slide 16 - Quiz

Zet in de passé composé
Elles (être)
A
Elles avez eu
B
Elles ont eu
C
Elles ont été
D
Elles a été

Slide 17 - Quiz

Het voltooid deelwoord van de werkwoorden avoir, être en faire zijn:
A
avé, êté, faé
B
avoiré, êtré, fairé
C
eu, été, fait
D
a, est, fait

Slide 18 - Quiz

Vandaag herhaling
D. Grammaire et écrire

1. Uit hoeveel delen bestaat
   de passé composé?
2. Bedenkt een voorbeeld.
3. Wat was de uitzondering?

Slide 19 - Slide