Week 18 - Formuleren - klas 1

Formuleren
Cursus 6 - §2 Verbanden tussen zinnen



1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Formuleren
Cursus 6 - §2 Verbanden tussen zinnen



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Doelen deze week:

Leerdoelen: 

- Je leert wat tekstverbanden zijn en hoe je deze kunt herkennen.
- Je leert wat signaalwoorden zijn.

Deadline boek 3 - week van 15 juni 2023 (schrijftoets)



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden
De zinnen van een alinea (en een tekst) houden verband met elkaar. Ook tussen delen van lange zinnen bestaat vaak een verband. 

Zulke tekstverbanden kun je aangeven met signaalwoorden als ook, maar en als. In het schema op de volgende dia vind je een aantal voorbeelden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen!
Welk signaalwoord? Welke verband is dit? 

1. Lucas had dagenlang spierpijn, ____________ hij zich dertig keer had opgedrukt. 
2. James maakt zijn huiswerk niet, ____________ zit online te gamen met Olivier.
3. __________ Tom zijn pyjama aantrekt, neemt hij een warme douche. 






Slide 5 - Slide

1. doordat - oorzaak
2. maar - tegenstelling 
3. voordat - tijdsverloop
Heb jij het doel behaald? 

Leerdoelen: 
- Je leert wat tekstverbanden zijn en hoe je deze kunt herkennen.
- Je leert wat signaalwoorden zijn.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Les 1 - Formuleren §1


Wat weet je nog van voor de vakantie? 
Lesdoel: aan het einde van de les heb je met leestekens en voegwoorden geoefend. 



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Welke voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan?
A
Geen enkel voegwoord kan aan het begin van de zin staan.
B
Sommige voegwoorden zoals 'omdat' en 'zodra'.
C
Alle voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan.
D
Alleen voegwoorden die beginnen met een klinker kunnen aan het begin van de zin staan.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je twee mededelingen samenvoegen?
A
Met een vraagteken.
B
Met een punt.
C
Met een voegwoord zoals 'maar', 'omdat' of 'zodat'.
D
Met een uitroepteken.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord kun je gebruiken om een volgorde aan te geven?
A
Doordat
B
Voordat
C
Als
D
Nadat

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk signaalwoord kun je gebruiken om iets toe te voegen?
A
Als
B
Ook
C
Omdat
D
Maar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord kun je gebruiken om aan te geven dat er een tegenstelling is?
A
Want
B
Dus
C
Maar
D
Omdat

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk voegwoord kun je gebruiken om een oorzaak aan te geven?
A
Doordat
B
Als
C
Terwijl
D
Omdat

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Even oefenen! 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Terugblik leerdoelen

Leerdoelen:

- Je leert wat tekstverbanden zijn en hoe je deze kunt herkennen.
- Je leert wat signaalwoorden zijn.


Slide 15 - Slide

This item has no instructions



Keuze 1 - Opdrachten maken van Cursus 6 Formuleren §2 - Verbanden tussen zinnen 

Keuze 2 - Extra instructie over tekstverbanden en signaalwoorden.

Keuze 3 - Mindmap maken over de theorie  van Nieuw Nederlands.







Lesdoel
Aan het eind van de les heb je aan de hand van je eigen keuze, geoefend met formuleren.
LES  - KEUZEMENU

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

LES - OEFENTOETS
Lesdoel
Deze les maak je de oefentoets van formuleren §1 


1. Ga naar NieuwNederlands Online. 
2. Klik op Cursus 6 - Formuleren.
3. Scrol naar beneden en klik op oefentoets §1. Hoe goed beheers jij de theorie? 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

LES - WOORDWEB
Als je zelf een tekst gaat schrijven, kun je een woordweb
maken om geschikte deelonderwerpen te bedenken.


Opdracht deze les
1. Noteer je onderwerp en schrijf er allerlei woorden omheen die met dat onderwerp te maken hebben.
2. Kijk welke woorden bij elkaar horen en maak daar groepjes van.
3. Kies drie of vier groepjes woorden waarover je het meest kunt vertellen: die groepjes zijn je deelonderwerpen. Je kunt een deelonderwerp in één of meer alinea’s uitwerken.
4. Schrijf in je aantekeningenschrift een inleiding voor je tekst. 
timer
15:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions