H3A P3 1302 Leestekens en herhaling toetsstof H5

Havo 3
Welkom
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Havo 3
Welkom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lees deze zinnen. Wat valt je op?

  1. Baas, neem een racecar, neem een Saab.
  2. Gadsi, 't is dag.
  3. Pakte m'n opa je japon met kap?

Slide 4 - Slide

Omkeerbare woorden
  1. renner


  2. radar
  3. moorddroom
  4. ....?


Palindroom: omkeerbare zin. Palingram: omkeerbaar woord

Slide 5 - Slide

Jouw palingram?

Slide 6 - Slide

Lesdoel


Aan het eind van de les ken je het gebruik van leestekens en heb je 
de stof van Hst 5 herhaald

Slide 7 - Slide

Programma
  1. Belangrijkste regels van leestekens
  2. Nakijken oefeningen
  3. Quiz hst 5

Slide 8 - Slide

Komma
  • Joris mag ik even je fiets lenen? => regel:
  • Als het erg koud is geef ik de vogels voer. =>regel: 
  • Op kamp neem ik een slaapzak een matje een gasbrander en een tent mee. =>regel:

Slide 9 - Slide

Komma
  • Jaap is gisteren vlak voor het donker dicht bij de brug door het ijs gezakt omdat hij niet gemerkt had dat het toen flink dooide en dat er wakken ontstonden. => regel:
  • De Luizenmoeder een inmiddels bekende serie werd zondag massaal bekeken.=>regel:

Slide 10 - Slide

Dubbele punt
  • Schrijf twee zinnen op met een verschillend gebruik van de dubbele punt
  • welke regels heb je toegepast?

Slide 11 - Slide

Dubbele punt
  • citaat / directe rede (Ik zei: "We gaan.")
  • gedachte (Zij dacht: wat moet ik doen?)
  • opsomming (De ijssalon verkoopt de volgende smaken: citroen, marshmellow, chocola en cookies)
  • uitleg / toelichting (Naar Noord-Korea wil ik best graag op vakantie: het lijkt me een superinteressant land) 

Slide 12 - Slide

Aanhalingstekens
  • Luister eens zei vader want dit is belangrijk
  • 'Luister eens,' zei vader, 'want dit is belangrijk.'
  • Luister goed zei vader ik vertel dit maar één keer
  • 'Luister goed', zei vader. 'Ik vertel dit maar één keer.'
=> ELDA: Eerst Leesteken, Dan Aanhalingsteken


  • Dit is zeker 'grappig'? (=> ironie)
  • Waarom schrijf je 'zwart'? (=> het woord)

Slide 13 - Slide

Puntkomma
  • tussen hoofdzinnen die sterk met elkaar samenhangen 
  • Het woord 'klimaatspijbelaar' heeft al meer dan 700.000 vermeldingen op Google; dat lijkt me een prachtig bewijs voor hoe levend onze taal is.
  • bij lange opsommingen onder elkaar

Slide 14 - Slide

Opdracht 2
1 , – staat tussen twee persoonsvormen;
; – staat tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen;
. – sluit de zin af.
2 : – kondigt een citaat aan;
‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat tussen een hoofdzin en een bijzin;
. – sluit de zin af;
’ – sluit een citaat af. 

Slide 15 - Slide

3 ‘– geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
’ – geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
, – staat voor een aanspreking;
? – sluit een vraag af.
4 , – staat voor een bijstelling;
, – staat achter een bijstelling;
: – kondigt een opsomming aan;
, – staat tussen de delen van een opsomming;
. – sluit de zin af.
5 : – kondigt een opsomming aan;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
. – sluit de zin af.

Slide 16 - Slide

5 : – kondigt een opsomming aan;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af;
. – sluit de zin af.


opdr. 5
1 ‘Het gaat morgen de hele dag stormen’, zegt de weerman. De weerman zegt: ‘Het gaat morgen de hele dag stormen.’ 

Slide 17 - Slide

2 Na het eten zei mijn vader dat hij wel een kop koffie lustte.
3 ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje’, zucht Joyce.
Joyce zucht: ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje.’
4 De buurvrouw vraagt: ‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’
‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’ vraagt de buurvrouw.
‘Hanna,’ vraagt de buurvrouw, ‘kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’
5 Geschrokken riep Fedja dat het al tien uur was.
Fedja riep geschrokken dat het al tien uur was.

Slide 18 - Slide

Kriskras quiz

Slide 19 - Slide

Hij groeit op voor galg en ...
A
graat
B
rad
C
hamer

Slide 20 - Quiz

Met .... en wurgen bereikte de sprinter de eindstreep
A
hangen
B
slepen
C
steken

Slide 21 - Quiz

"spic en span"
Bij deze uitdrukking heb je
A
eindrijm
B
alliteratie

Slide 22 - Quiz

Daar werden de eenden door bezoekers gevoerd.
A
De bezoekers hebben de eenden daar gevoerd
B
De bezoekers voerden daar de eenden
C
De bezoekers voeren daar de eenden

Slide 23 - Quiz

Tussenwerpsels
Oh jeetje, nu ben ik verdikkeme mijn fiets kwijt!
A
3: oh jeetje / nu / verdikkeme
B
4: oh / jeetje / nu / verdikkeme
C
3: oh / jeetje / verdikkeme

Slide 24 - Quiz

De fantastische koning is machteloos geworden
A
fantastische = bijw
B
fantastische = bn

Slide 25 - Quiz

De fantastische koning is machteloos geworden
A
machteloos = nw deel van gezegde
B
machteloos = lv

Slide 26 - Quiz

Hij herinnerde zich niet welke dag het was
A
zich: wederkerig vnw
B
zich: wederkerend vnw

Slide 27 - Quiz

Hij herinnerde zich niet welke dag het was
A
welke: vragend vnw
B
welke: aanwijzend vnw

Slide 28 - Quiz

Zelfstandig werken
opdracht 1 Hst. 6

Is ook huiswerk
timer
15:00

Slide 29 - Slide

Huiswerk voor vrijdag:
opdracht 1 Hst. 6

Slide 30 - Slide