3A Hoofdstuk 2 Herhalen + uitleg laatste paragraaf

Rekenbingo
3A
Rekenen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Rekenbingo
3A
Rekenen

Slide 1 - Slide

Vul aan:
Een woordformule is een formule waarin....
A
je woorden moet veranderen in cijfers en dan iets kan berekenen.
B
je niets zelf hoeft te doen.

Slide 2 - Quiz

Welke van de onderstaande antwoorden is een woordformule?
A
aantal films keer €2,00 plus €1,00 is het bedrag
B
aantal films x 2,00 + 1 = het bedrag

Slide 3 - Quiz

Woordformule:
Beltegoed in € = 25 - 0,20 x bel-tijd in minuten

Noemen we 0,20 het stijggetal of het daalgetal?
A
stijggetal
B
daalgetal

Slide 4 - Quiz

Het huren van een busje kost €30,00 per dag. Welke woordformule hoort hierbij?
A
Totale kosten = 30 : aantal dagen
B
Totale kosten = 30 + aantal dagen
C
Totale kosten = 30 x aantal dagen
D
Totale kosten = 30 - aantal dagen

Slide 5 - Quiz

Maak van deze woordformule een letterformule.

afstand = 10 + 6 x tijd
A
t = 10 + 6 x a
B
10 + 6 x 5 = 40
C
a = 10 + 6 x t
D
16 x t = a

Slide 6 - Quiz

Een kaars is 20 cm hoog. Elk uur wordt de kaars 2 cm korter. Welke woordformule hoort hierbij?
A
lengte = 20 - 2 x aantal uur
B
aantal uur = 20 - 2 x lengte
C
lengte = 20 x aantal uur - 2
D
aantal uur = 20 x lengte - 2

Slide 7 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
Er is geen begingetal
B
0,05
C
50

Slide 8 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
4
B
4000

Slide 9 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
200
B
5
C
0
D
80

Slide 10 - Quiz

Wat is het begingetal?
A
bedrag in €
B
625
C
25
D
t

Slide 11 - Quiz

Wat is een stijggetal
A
hoe hoog een paard kan stijgeren
B
het eerste getal in een formule
C
een getal wat er met regelmaat af gaat
D
een getal wat er met regelmaat bij komt

Slide 12 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
0
B
5
C
1,5
D
0,5

Slide 13 - Quiz



Wat is het stijggetal?
A
7,50
B
12,50

Slide 14 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
0
B
0,50
C
3
D
0,5 x 3 = 1,5

Slide 15 - Quiz

Is dit een grafiek?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz

Is de rode grafiek een stijgende of een dalende grafiek?
A
Een stijgende
B
Een dalende
C
Een afwijkende
D
Het blijft gelijk

Slide 17 - Quiz

Bij een lineaire grafiek is de grafiek een rechte lijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Hetzelfde begingetal en steilheid

Slide 19 - Slide

Welke grafieken worden even steil?
A
1 en 3
B
2 en 4
C
1 en 2
D
3 en 4

Slide 20 - Quiz

Welke grafiek is het steilst?
A
Bennie
B
Roderik
C
Willemieke

Slide 21 - Quiz

Twee formules:
A hoogte = 7,75 + 1,4 × tijd
B hoogte = 2,5 × tijd
Welke grafiek loopt het steilst?
A
Formule A
B
Formule B
C
Beide even stijl
D
Geen idee

Slide 22 - Quiz